Boedijn, Gerardus Hendrik [Gerard] (1893-1972)
bron: Frans Zack

Blaasmuziekpionier

Geboren te Hoorn op 19 november 1893. Overleden te Hoorn op 23 september 1972.
Zoon van Arie Boedijn, sergeant-geweermaker, en Jacoba Cornelia la Brijn.
Toonkunstenaar, musicus, dirigent en componist, blaasmuziekpionier.

Gerard Boedijn bleek reeds op jeugdige leeftijd over bijzonder muzikale talenten te beschikken. Als 5-jarige jongen sloeg hij zonder moeite de kleine trom tijdens de repetities van de bataljonskapel in de kazerne te Hoorn, waar zijn vader geweermaker was. Daarna leerde hij spelenderwijs verschillende muziekinstrumenten bespelen.

Op 16-jarige leeftijd werd hij naar Amsterdam gezonden om lessen te volgen aan de Muziekschool der Afdeling Amsterdam van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Twee jaar later ging hij aan het Amsterdams Conservatorium viool studeren. Daarna bekwaamde hij zich in andere vakken als harmonieleer, contrapunt, compositie en instrumentatie. Daarbij koorcompositie- en koordirectie en ensemblespel.

Na in 1916 een jaar in Maastricht les te hebben gegeven aan de Maastrichtse Muziekschool, keerde hij in 1917 naar Hoorn terug. In Hoorn deed men toen al veel aan vrijetijdse muziekbeoefening, waarvoor hij grote belangstelling had. Hij vestigde zich als vioolleraar, muziekpedagoog en componist, terwijl zijn vrouw, Jannetje Cornelia Bindervoet van Nahuijs, pianolessen gaf. Tevens trad hij in Hoorn en omliggende plaatsen op als dirigent van koren, orkestverenigingen en muziekcorpsen o.m. van de toen alom bekende Koninklijke Zang- en orkestvereniging Sappho te Hoorn. Bovendien was hij muziekrecensent.

In 1927 werd hij directeur van de gemeentelijke muziekschool te Veendam. In Groningen kon hij echter niet aarden. Toen zijn Noord-Hollandse muziekvrienden hem in 1932 vroegen terug te keren naar zijn geliefde West-Friesland, gaf hij aan dat verzoek gaarne gehoor. Na zijn terugkeer in Hoorn waar hij opnieuw als zelfstandig muziekleraar een bestaan kreeg, vond hij weer volop inspiratie tot het componeren van koorwerken, liederen, beiaardmuziek, muziek voor strijk- en symfonieorkesten en kamermuziek.

Sedert 1950 schreef Boedijn verscheidene werken in opdracht van de Regering en de provincie Noord-Holland, de radio-omroep, de Nederlandse Klokkenspel Vereniging en andere instellingen. Verschillende composities werden bekroond. In 1958 ontving hij de Visser-Neerlandiaprijs onder meer voor "Toren aan de Zee" (1939) en Introduzione rhapsodique (Opus 156; 1958), een werk voor klokkenspel en harmonieorkest.

Verreweg de grootste bekendheid zou Gerard Boedijn echter verwerven door zijn composities voor harmonie- en fanfareorkesten. Vóór de Tweede Wereldoorlog speelden deze muziekcorpsen doorgaans (militaire) marsmuziek, operafantasieën en bewerkingen van symfonische muziek, die lang niet altijd geschikt waren voor harmonie- en fanfarebezetting. Boedijn kwam tot de overtuiging dat er voor dit soort orkesten een eigen oorspronkelijk repertoire zou moeten worden opgebouwd. Dat leidde in de loop der jaren tot een groot aantal composities onder meer voor de orkesten waarvan hij dirigent was. Zo componeerde hij voor de harmonie "Kunst na Arbeid" te Hoorn "Gammatique (mars)", die zij in 1933 onder zijn leiding uitvoerde op een concertenconcours te Wormerveer. Onder de toehoorders bevond zich Pieter Jan Molenaar, een amateur-muzikant die in die tijd eigenaar was geworden van een boek- en muziekhandel te Wormerveer. In 1936 werd Grammatique door Molenaar uitgegeven. In de loop van de tijd zouden nog een zestigtal composities van Boedijn door Molenaar te Wormerveer worden uitgegeven.

Boedijn's moderne composities werd aanvankelijk niet door iedereen gewaardeerd. Na de Tweede Wereldoorlog nam de waardering voor zijn muziek allengs toe. Zijn composities munten uit door een originele stijl. Die opvalt door een klare vorm, gedegen opbouw, sterke ritmiek en zeer kundige instrumentatie.

Vanaf 1942 genoot Gerard Boedijn ook grote bekendheid als jurylid en examinator bij de muziekconcoursen en muziekexamens van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekgezelschappen (KNF). Ook bij belangrijke concertwedstrijden in het buitenland was hij verscheidene malen als jurylid aanwezig. De naam Boedijn is in binnen- en buitenland een begrip geworden, bij allen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de beoefening van blaasmuziek.

Literatuur:
Francis Pieters, Gerard Boudijn, Blaasmuziekpionier (Wormerveer, 1997).
Herman Lansdaal, 'Gerard Boedijn', in: Oud Hoorn 15 (1992), 131-132.

Bron: BWN I