Bredehoff, mr. François van (1648-1721)
bron: Holl. Hist. Reeks dl. 4

Afgevaardigde van Hoorn in de Staten Generaal

Geboren te Hoorn op 4 april 1648. Overleden te Hoorn op 14 mei 1721.
Zoon van mr. Adriaan van Bredehoff, schout van Hoorn, en Elisabeth Wybo.

Raad in de vroedschap van Hoorn (1672-1721), achtmaal burgemeester van Hoorn, schout 1675-1698, lid van Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier, afgevaardigde van Hoorn in de Staten-Generaal, Raad van State en de Generaliteitsrekenkamer, ontvanger van de gemenelandsmiddelen. Verder was hij bewindhebber van de VOC-kamer Hoorn (1677).

Na de dood van zijn vader in 1675 werd hij als protegé van stadhouder Willem III de machtigste man in het Hoornse stadsbestuur. Hij combineerde onverenigbare functies als burgemeester, schout en belastingontvanger, zodat zijn tegenstanders hem betitelden als "onse jegenwoordige Paus". Hij onderstreepte zijn ambities door de aanschaf van de heerlijkheden Pijlsweert (1682) en Oosthuizen (1686). In 1688 maakte hij deel uit van een gezantschap naar Berlijn. Na de dood van Willem III stond hij enige jaren op een zijspoor, maar door een monsterverbond te sluiten met zijn rivalen van de clan-Van Foreest kwam hij in 1715 terug als burgemeester. Tot zijn dood bleef hij de touwtjes in de Hoornse politiek in handen houden.

Als heer van Oosthuizen liet hij een hofstede aldaar bouwen die hij, met een verwijzing naar zijn schoutsambt, 'de Geregtigheid' noemde. In de plaatselijke kerk werd bij zijn dood een marmeren praalgraf opgericht waarvoor het marmer speciaal uit Italië werd geïmporteerd.

Literatuur:
L. Kooijmans, Onder regenten. De elite in een Hollandse stad, Hoorn 1700-1770 (Hollandse Historische Reeks dl.4, Den Haag, 1985).

Gegevens aangeleverd door: Katja Bossaers te Westbeemster (2004).