Brozius, Martin (1941-2009)

Horinees, vrijbuiter, clown, kleinkunstenaar, acteur en presentator

Martinus Gerardus Brozius werd als echte Horinees in het hartje van Westfrieslands hoofdstad geboren op 4 november 1941, toen de oorlogsellende meer en meer toenam. Hij was de zoon van Mattheus Henricus Brozius en Agaat Cornelia Jonker. Martin overleed te Amsterdam op 24 maart 2009. Zijn vader was timmerman maar daar kon zijn gezin van vijf kinderen (Martin was de middelste en had maar één zusje) nauwelijks van worden onderhouden. Ze woonden Achter op 't Zand (nr. 58). Daar kwam nog bij dat moeder Brozius het in die oorlogsjaren niet bij hem uithield en tijdelijk ergens anders ging wonen. Het gezin verhuisde in 1945 mede daardoor naar het huis van opa Brozius aan Het Achterom (nr. 9), vlak naast het zustershuis (later St. Jozef-bejaardenhuis) waar de kinderen als een soort half-wezen werden opgevangen en door de zusters (o.a. zuster Bonuslavia) zowel werden verzorgd als (te) streng opgevoed. Gelukkig kwam moeder Brozius kort na de oorlog terug in het gezin, dat zich vestigde op het Kerkplein (nr. 17). Inwonend bij het café van Tante Marie Brozius, de rijke zus van Martins vader, waar ieder zijn of haar handen uit de mouwen moest steken.

Etaleur
Op de Jozefschool aan het Achterom bleek Martin goed te kunnen tekenen waardoor hij het advies kreeg etaleur te worden. Bovendien hing hij graag de clown uit om als kleintje een beetje opgewassen te zijn tegen de grote jongens. Vanaf zijn twaalfde jaar koesterde hij de wens een tweede Toon Hermans of Tom Manders, alias Dorus, te worden, maar voorlopig moest hij patat schillen voor zijn moeder, die een snackbar was begonnen. Maar hij vermaakte de buurt met maskers en optochten. Het gezin verhuisde met moeder in 1953 voor een korte periode naar de Mauritsstraat (nr. 5) in het Venenlaankwartier, terwijl vader apart ging wonen op De Ramen. Graag gingen ze terug naar de binnenstad: terwijl Martin naar de Mulo ging, kregen ze een woning haast vlak naast die school: Onder de Boompjes (nr. 4). Martin haalde er meer geintjes uit -o.a. in de winter stiekem “Heden IJsvrij” op het bord geschreven vóór de klassen binnenkwamen, met een precies nagemaakte handtekening van het schoolhoofd, meester Holtkamp- dan dat hij tot leren kwam en na nog geen twee jaar probeerde hij nog een tijdje de ambachtschool (uitgesproken als ABS, dan leek het op HBS) net als zijn broers Ton en Piet. Maar op zijn vijftiende spijbelde hij al zo vaak dat hij lootjes kon verkopen bij de kraam van Lamérus (en daar aardig mee verdiende) en op zijn zestiende, niet meer schoolplichtig, een baantje aannam als etaleur bij V & D. Dat ging warempel aardig goed: hij hield er een keurig getuigschrift aan over. Inmiddels was hij niet alleen van school maar ook van huis weggelopen en op voorstel van een in Amsterdam studerende vriend op het idee gekomen om in de echte hoofdstad zijn geluk te gaan beproeven.

Kleinkunstakademie
Zijn nieuwe leven begon op de Amsterdamse kleinkunstakademie in 1957. Hij mocht meedoen met ‘De kleine Parade’ van Wim Sonneveld en met ‘No, no, Nanette’ met Joop Doderer en Johan Kaart. Hij noemde deze laatste voorstelling liever ‘No, no, Recettte’ omdat de opbrengsten zeer gering waren! Maar zijn grote succes kwam bij de televisie (daarvoor ontdekt door Nico Knapper): ‘Oebele’ in 1968, ‘Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer?’ in 1972 -er volgden 45 afleveringen!- en ‘Ren je rot’ (tien jaar lang, naar een Amerikaans idee) in 1975. En daartussendoor: ‘De kleine Waarheid’ en ‘Kort en Klein’, beide in 1970 en ‘Een Zomerzotheid’ in 1972.

Algemeen bekend en zeer populair
In die jaren raakte Martin algemeen bekend en zeer populair. Hij was intussen getrouwd met Maria Heinsius maar raakte verzeild in een scheiding. Rond 1970 waren zijn dochter Anoeska en zijn zoon Ramon geboren die, zoals toen gebruikelijk was, aan de moeder werden toegewezen.
Na ‘Ren je Rot’ raakte hij in relatie met Astrid Collé, die hem financieel ten onder deed gaan, al had hij intussen vier huizen in de buurt van het Vondelpark bij elkaar verdiend. Het betrof de panden Schinkelstraat 15, 17, 19 en 21. Hij woonde zelf op nr. 17 (vier verdiepingen) en verhuurde de rest, op de benedenverdieping van nr. 15 na, waar hij de buurt gratis fietsen liet stallen. De lokale stadsdeelraad nam de huizen in 1990 over en Martin kreeg een huurhuis ter beschikking: Vaartstraat nr. 17. Daarbij speelde een ernstig conflict met de belastingdienst een rol, omdat Martin totaal geen idee had van geldzaken en daar slachtoffer van werd door alles aan zijn ‘vriendin’ over te laten. Hij verdiende nog wel wat door mee te doen met ‘Medisch Centrum West’ (1989) en ‘Goede tijden, slechte Tijden’ (1990), maar Gladstones roken en suikerziekte ondermijnden zijn gezondheid. Hij deed nog wat commercials en filmpjes, o.a. ‘Terrorama’ in 2001 (als hoerenloper), maar kreeg enkele hartinfarcten, terwijl zijn laatste vriendin, de cabaretière Dolly Vonk, ergens anders woonde. Hij overleed te Amsterdam in het ziekenhuis op 24 maart 2009. Naar zijn wens werd hij in Hoorn begraven: op het r.-k. kerkhof aan de Drieboomlaan. Op zijn grafsteen staat ‘kleinkunstenaar’.
Een leven vol leven, waar velen plezier aan hebben beleefd.

Literatuur:
Interview met o.a. M. Brozius (Hamelen-tv/archief 1989)
Kwartaalschrift Oud Hoorn 1992 (no. 1, maart) door Herman Lansdaal: Martin Brozius, de Hoornse clown
Frank van Vuuren: Martin Brozius, 2001, op internet.
Wikipedia: Martin Brozius (bewerkt 2011)

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Gerard Weel te Hoorn (2012).