Gedwongen ‘gastarbeider’ in Marokko

Jan Cornelisz. Dekker werd gedoopt op 23 oktober 1701 in de Nederduitse Gereformeerde kerk van Hem. Zijn ouders waren Cornelis Jansz. (Dekker) en Neeltje Jans (Klokluijder). Toen Jan een jaar oud was, verhuisde het gezin naar Zwaag. Jan Dekker maakte op 13-jarige leeftijd zijn eerste zeereis. Barbarijse zeerovers veroverden het schip en voerden de gevangen genomen opvarenden mee naar Barbarije, oftewel de kustgebieden van Noord-Afrika. Pas 28 jaar later, in 1743 kwam Jan Cornelisz. Dekker weer vrij en keerde behouden naar Zwaag terug.

Maritieme bloeiperiode
Tijdens Westfrieslands maritieme bloeiperiode, zo rond 1600, vormden de zeevaart en visserij een belangrijke bron van werkgelegenheid, zowel voor de bevolking van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, alsmede voor de Westfriese plattelandsbevolking. In het voorjaar trokken vele Westfriezen het zeegat uit om pas in de herfst weer huiswaarts te keren. Soms kwam men tussen twee reizen nog voor een korte tijd thuis. Schippers waren afkomstig uit vrijwel alle dorpen en steden in Westfriesland.
In het dorp Hem was nog zelfs in 1703 een derde deel van de beroepsbevolking als zeevarende werkzaam. Dat ondanks de risico's om op zee schipbreuk te lijden, of in oorlogstijd in handen van de vijand te vallen. Of nog erger, door Barbarijse kapers overmeesterd te worden en als slaaf naar Marokko vervoerd te worden. Dat laatste overkwam dus Jan Cornelisz. Dekker.
Doordat hij kort na zijn vrijlating zijn belevenissen als slaaf in Marokko op papier heeft gesteld, weten we hoe het hem in Barbarije - genoemd naar het daar levende Berbervolk - is vergaan.

Fluitschip ‘De Kroonvogel’
Als 13-jarige monsterde Jan Dekker als scheepsjongen aan op het fluitschip ‘De Kroonvogel’. Vanuit Amsterdam via de Zuiderzee naar Texel. Op 3 augustus 1715 vertrok vandaar het schip met 17 man aan boord met bestemming Tunis en Genua. Ter hoogte van Kaap Sint-Vincent, het meest zuidelijke punt van Portugal, werd ‘De Kroonvogel’ door een Moors schip met 120 man aan boord gekaapt.
De bemanning werd naar het vaartuig van de zeerovers overgeheveld en in de Marokkaanse haven Larache aan land gezet. Hetgeen met bruut geweld geschiedde. ‘… onze droefheyt wierd nog verdubbelt door de menigvuldige slagen, schoppen, stoten, spuwen en andere mishandelingen die ons van de Moren die menigvuldig bij ons quamen en aen de wal stonden, ons wierd aengedaen …’

Kaart van het oude Marokko.
Kaart van het oude Marokko.

Verder verblijf in Marokko
Na 14 dagen werd de bemanning, inclusief Jan Dekker, op ezels en muilezels over bergen en dalen en vlaktes naar de hoofdstad Mikenes, nu Meknes, vervoerd. Daar werden de slaven voor de koning geplaatst en aan hem overgedragen, om dan te worden tewerkgesteld bij de bouw van koninklijke verblijven of in wapensmederijen en kruitfabrieken. De kapitein van de zeerovers werd vorstelijk beloond. Een van de zonen van de koning verzocht zijn vader om Jan Dekker tot zijn slaaf te mogen hebben. Dat werd toegestaan, zodat hij tot zijn verdriet van de rest van de bemanning werd gescheiden en een onzekere toekomst tegemoet ging.
In de loop van die 28 jaren dat Dekker als slaaf gevangen werd gehouden, heeft hij zowel goede als minder goede tijden gekend. Jan Dekker werd een aantal keren overgedaan, geruild of verkocht en kreeg dan weer een nieuwe ‘patroon’, zoals hij zelf de nieuwe eigenaar noemde. Herhaaldelijk werd Dekker gedwongen zich ‘tot Moors’ te bekeren, hetgeen hij stelselmatig weigerde, waardoor hij dan in minder prettige omstandigheden kwam te verkeren.
Zijn ergste mishandeling verhaalt Dekker aldus: ‘… gedurig met harde middelen dwong om my waer 't mogelijk Moors te doen worden en also mijn Saligmaker te verlogenen, waertoe hij mij nackt liet uytkleden en de beenen liet bindene en also my met 't hooft omlaeg in een put liet sakken tot solang als ik geluyt kon geven en dan weder liet uythalen, 't welk tot 3 mael toe geschieden.’

Brief aan zijn moeder
In 1724, dan al negen jaar in gevangenschap, schrijft Jan Dekker aan zijn moeder dat hij in goede gezondheid verkeert, maar zijn familie node mist. Hij vraagt of het thuisfront geld kan overmaken dat als losgeld kan dienen, te weten 3000 gulden. Ook wat zakgeld om zo nu dan wat extra's te kunnen kopen, ‘want ik ben gelieck als een moor soo swart. En maager als een geraemt’
In Zwaag en omstreken was men intussen bezig om door middel van collectes en inzamelingen het benodigde losgeld bijeen te krijgen. Door wisselende machtshebbers in Marokko werden gemaakte afspraken met het moederland over vrijlating te niet gedaan. Het zou nog lang duren voor Jan Dekker in vrijheid zou worden gesteld.

Brief van Jan Cornelisz. Dekker uit 1724.
Brief van Jan Cornelisz. Dekker uit 1724.

Betere tijden
Betere tijden beleefde Jan Dekker toen hij door zijn nieuwe patroon werd aangesteld om in het magazijn de voedselopslag te bewaken en er op toe te zien dat de juiste hoeveelheden voedsel de juiste bestemming kregen.
Wel moest Dekker een grote teleurstelling ervaren toen in 1738 het bericht kwam dat 28 christenslaven, waaronder Dekker, in vrijheid zouden worden gesteld. Ze waren reeds naar de havenstad overgebracht, toen de nieuwe machthebber de overeenkomst vernietigde. Dekker was de wanhoop nabij en twijfelde of hij ooit vrij zou komen.
Terug naar zijn werkgever kreeg Dekker een voor hem nog betere baan toen hij werd aangesteld als toezichthouder van de paleistuin in Meknes, inclusief het toezicht op de hoenders, eenden, kalkoenen, konijnen. Een vertrouwensfunctie waaruit mag blijken dat Dekker de Arabische taal enigszins machtig was.

De vrijheid tegemoet
Vijf jaar later, in 1743, kwam het onverwachte bericht dat veertien christenslaven, waaronder Jan Dekker, als onderdeel van een handelsverdrag, alsnog de vrijheid tegemoet konden zien. Na een barre tocht van 21 dagen kwam de groep in Tetuan aan om aldaar met het oorlogsschip ‘De Brak’ de thuisreis te aanvaarden. Op 22 september 1743 kwam Jan Dekker behouden in Zwaag aan. Daar werd hij allerhartelijkst ontvangen. Daar Dekker niet meer in staat was in zijn eigen levensonderhoud te voorzien werden de gecollecteerde gelden op rente gezet en kreeg hij een maandelijkse toelage.
Jan Dekker trouwde zeven jaar later op 19 september 1750 te Wormer met Jantje Jacobs, een weduwe uit die plaats. Het huwelijk was van korte duur. Het overlijden van Jan Dekker werd aangegeven op 30 januari 1754. Een half jaar later overleed zijn vrouw.

Bronnen:
‘Jan Cornelisz Dekker uit Zwaag: een gedwongen ‘gastarbeider’ in Marokko’. Piet Boon in West-Friesland's Oud en Nieuw 47 (1980), p. 16-28.
‘Een Westfriese zeeman als slaaf in Barbarije’ Verslag van de belevenissen van een Westfriese zeeman in Marokko, 1715-1743, met een inleiding van Piet Boon, Uitgeverij Pirola, Schoorl, 1987.

Zie ook:
De brief van Jan Dekker, Stuk van het Jaar 2014 (promo van Westfries Archief): https://www.youtube.com/watch?v=HNiA-nSe4yU

Zwaagse slaaf schrijft brief: https://www.youtube.com/watch?v=0rSLAiv2dbE

Gegevens aangeleverd en samengesteld door: Jaap Raat te Heiloo (2018). (Herziene versie)