I-9. Het skelet van Oostwoud

Klik hier voor een grotere afbeelding.

Uit dezelfde periode, de Klokbeker-cultuur, is dit skelet afkomstig. Het werd gevonden in Oostwoud. Opvallend bij dit skelet was dat het gebit nog in zeer goede staat was.
Nu willen we wat nader ingaan op het werk van de archeoloog. Wat is archeologie? Het is de studie van alles wat de mensen vroeger in en op de grond hebben achtergelaten. Wij kunnen die zaken gebruiken om iets van het leven van deze mensen te achterhalen als geschriften tekortschieten of geheel ontbreken. Pas heel laat zijn mensen hun omgeving en leven gaan beschrijven; vóór die tijd moeten we het met andere bronnen doen.
De archeologie leert ons veel over hoe de mensen leefden. Dat is ook wel een verschil met de geschiedenis die zich baseert op documenten, verslagen en papieren: daarin is de mens vaak op de achtergrond geraakt en voeren machtswisselingen en oorlogen de boventoon. Daarom is de archeologie ook in later tijd, tot in onze eigen eeuw toe, een belangrijke aanvulling op de geschiedenis. We kunnen zo beter voor ons zien hoe het leven van alledag was. De archeoloog wil ons laten zien hoe die mensen woonden, werkten, aten en dronken. Hij wil weten hoe ze hun zieken en gewonden behandelden, hoe ze hun doden begroeven en vooral wat ze dachten en geloofden. Zagen ze de zon als hun god, of misschien de beer? Geloofden ze in een leven na de dood? Op al dit soort vragen probeert de archeoloog een antwoord te vinden, door nauwkeurig onderzoek. De doden werden in de tijd waaruit ook dit skelet stamt in grafheuvels of in vlakgraven begraven. Opmerkelijk is ook de houding waarin zij gelegd werden: met opgetrokken knieën. Het gebit vertoonde geen enkel gaatje, maar was wel sterk afgesleten. Men at nog geen zoetigheid, het voedsel werd minder uitgebreid gekookt of bewerkt en er zal ook wel eens wat zand tussen hebben gezeten.
Een ander probleem is dat van het dateren. Hoe weten we nu dat dit skelet uit de Klokbeker-cultuur stamt? Hoe legt de archeoloog vast wat de ouderdom van een vondst is? Bij het bepalen van de ouderdom van een bewoningslaag gaat men er in principe van uit dat de onderste bodemlaag tevens de oudste is. Door allerlei natuurlijke, dierlijke en menselijke oorzaken blijkt dit echter lang niet altijd op te gaan. Daarom tracht men de voorwerpen uit iedere laag te vergelijken met overeenkomstige voorwerpen van elders, waarvan reeds een datering bekend is. Ook zijn er enkele methoden die een veel preciezere ouderdomsbepaling mogelijk maken.
Het voert te ver hier uit te leggen hoe die dateringsmethoden in hun werk gaan. Eén ervan, de C 14-methode, is gebaseerd op het gehalte radioaktieve koolstof dat in een voorwerp aanwezig is; een andere dateringsmethode gaat via de jaarringen van bomen. Deze methoden worden nog steeds uitgebreid en verbeterd.