Klik hier voor een grotere afbeelding.
Toen in West-Friesland de kerkelijke hervorming tot stand kwam, werden de meeste kloosters gesloten. Sommige kloosters werden nu gebruikt als armenhuis, weduwenhofje of weeshuis. Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld met het klooster in Grootebroek, dat in 1575 een weeshuis werd. Het werd een gereformeerd (= hervormd) weeshuis; in het bestuur konden alleen gereformeerde mannen plaatsnemen en ook van de kinderen werd verwacht dat zij gereformeerd waren.
De regels in het weeshuis waren streng. 's Avonds na negen uur en op zondag mochten de kinderen niet naar buiten. Op zondag moesten zij tweemaal naar de kerk. Bij het gezamenlijke eten was altijd het bestuur in de eetzaal aanwezig. Het bestuur kon de kinderen allerlei straffen geven. Ze mochten geen kaart spelen, niet vloeken en "geen lichtvaardige taal spreken". Natuurlijk hield niet iedereen zich aan die regels. Uit beschrijvingen blijkt dat de kinderen niet zulke lieverdjes waren. "Er werd niet gewerkt. Zij gingen zich te buiten aan kaartspelen, voerden lichtzinnige gesprekken, vloekten als ketters en rookten in bed."
Eén van de lastigste figuren was Jan Jacobsz Pik. Telkens weer lukte het hem om het hele huis op stelten te zetten. Straffen hielp niet. Tenslotte besloot het stadsbestuur van Grootebroek hem uit het weeshuis weg te halen en hem naar zee te sturen: hij moest als scheepsjongen op een schip van de Oostindische Compagnie mee naar Indië, naar Batavia. De andere kinderen moesten op het land bij het weeshuis werken en voor het vee zorgen.
Op deze dia staat een weesjongen en weesmeisje afgebeeld op de voorgevel van het weeshuis te Grootebroek.