Groot, Pieter Dzn. (1800-1882)

Een 19e eeuwse Wognumse kroniekschrijver

Pieter Groot werd geboren te Wognum op 11 november 1800, als zoon van Dirk Groot, landman, voorlezer en zanger in de Ned. Hervormde Kerk en Meinoutje Groot. Pieter Groot overlijdt te Wognum op 14 november 1882, 3 dagen na zijn 82e verjaardag.

Pieter kreeg in zijn laatste schooljaren les van meester Jacob Kwast, die als opvoeder van de Wognumse jeugd de nadruk legde op de muzikale vorming en daarmee de grondslag voor het later te vormen koor ‘De Wognummers’.

Al jong komt Pieter als knecht in dienst bij het schildersbedrijf van Klaas Raat Sr. (1754-1825), in Wognum. In 1825 trouwt hij met Aafje Pels, dochter van Jan Pels, landman en Aafje Raat. Als zijn baas Klaas Raat in dat jaar overlijdt aan de gevolgen van een breukoperatie, neemt hij de ververij van de wed. K. Raat over en is dan officieel huis- en rijtuigschilder.

Kroniek
Vanaf zijn trouwen in 1825 begint Pieter met het bijhouden van een ‘kroniek’ over het dorpsleven in Wognum. In de beginjaren noteert Pieter in hoofdzaak familieaangelegenheden, dorpsgebeurtenissen en bijzonderheden van zakelijk belang. In de loop van de tijd breidt hij zijn ‘kroniek’ uit met jaaroverzichten met vermelding van aan- en verkoop en nieuwbouw van huizen, van prijzen van producten en etenswaren. Hij doet verslag van barre weersomstandigheden met ‘hagelslag’ waardoor er in Wognum, op één dag zo'n 525 ruiten sneuvelden. Met een zekere trots vermeldt Pieter dat hij en zijn vrouw op de schaats vanuit Wognum een tocht hebben gemaakt naar zijn vriend C. Kramer in Wormer.
We vernemen dat Pieter naast zijn schildersbedrijf in 1833 kruidenierswaren begint te verkopen en drie maanden later het voorste gedeelte van het huis tot een winkel inricht.
Maar ook het ongemak dat de Wognummers in 1844 ondervinden doordat de dorpsweg dan voor het eerst bestraat wordt.

Pieter tekent niet alleen gebeurtenissen op van lokaal belang, maar ook die van regionaal en zelfs nationaal belang. Zo vermeldt hij heersende ziekten als mazelen (1838), pokken (1840), tering (1842). Longziekten onder het rundvee (1844) en de gevolgen van de beruchte aardappelziekte in 1845. Criminaliteit blijft ook niet onvermeld. Over de laatste terechtstelling in Hoorn noteert Pieter in 1843 o.a.:
‘7 Maart: Is te Hoorn de doodstraf volvoerd aan de persoon P. Boots, welke behalve vroeger volvoerde misdaden, een dienstmeisje, in de Beemster wonende, op een wreedaardige wijze heeft om 't leven gebracht. Gemelde persoon is aan een galg, opgerigt op de Kaasmarkt opgehangen, ten aanschouwe van een groote menigte.’

Pieter vergeet niet in zijn jaaroverzicht van 1848 melding te maken van ‘een merkwaardig jaar i.v.m. de politieke toestand in Europa en de grondwetsherziening in Nederland. In 1853 de verstoorde gemoedsrust onder protestanten over het herstel van katholieke bisdommen in Nederland, bekend als het Herstel van de Kerkelijke Hiërarchie. In 1866 wordt in Wognum tot zijn grote spijt de monumentale lindeboom die al meer dan zestig jaar op de driesprong stond omgehouwen. In 1872 meldt Pieter de sloop van de Hoornse stadspoorten, de Koepoort en de Westerpoort.

Sociaal-cultureel leven
Door zijn dagboek komen we er achter hoe zijn sociaal-cultureel leven in Wognum verloopt. Zo lezen we dat hij in 1829 secretaris wordt van het Departement Wognum van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Die functie blijft hij 47 jaar lang vervullen. Bijna ieder jaar woont hij als afgevaardigde de algemene vergadering van ’t Nut in Amsterdam bij. Enkele keren wordt hij ‘verkoren’ tot ouderling en tot ‘notabel’. Hij is medeoprichter en twintig jaar lang secretaris van het Leesgezelschap en medeoprichter van de plaatselijke Nutsspaarbank. Tevens was hij organist van de Ned. Hervormde gemeente te Wognum. Op 8 oktober 1845 tekent Pieter aan dat hij met nog vijf andere ‘verwers’ of schilders ‘…hebben ter verbetering en veredeling van hun vak onder elkander opgericht een genootschap Schildersoefening, van welk genootschap ik tot secretaris ben verkoren.

Reisjes en reizen
Niet onvermeld dient te worden de vele reisjes en reizen waarvan Pieter verhaalt, soms met familie, soms in gezelschap van vrienden en dorpsgenoten.

‘1825, 16 junij Met een groot gezelschap, meest Wognummers, na alvorens een schip hebbende afgehuurd, na Haarlem gereisd, om de tentoonstelling van volksvlijt te bezigtigen.’

‘1839, 23 Aug. … ook wij waren in de gelegenheid voor het eerst de spoorweg, die van Amsterdam tot Haarlem in kort was aangelegd met de stoomrijtuigen op dezelve te bezichtigen, toen dezelve afreden.’


In 1851 maakt Pieter samen met een vriend een reisje naar het buitenland. Via Arnhem naar Düsseldorf, Keulen en Bonn, vandaar een uitstapje naar de Drachenfels, overnachting in Köningswinter en langs de Rijn terug naar Arnhem.

Verdienste
De verdienste van Pieter Groot is dat hij in zijn ‘Kronijk van Wognum’ de gebeurtenissen van alle dag heeft genoteerd en dat ruim zevenenvijftig jaar lang. Daarmee geeft hij ons naast een kijkje in zijn persoonlijke rijke leven met zijn actieve deelname aan het sociaal-cultureel leven in Wognum, tevens een kijkje in het 19e eeuwse dorpsleven van de Westfriese gemeente Wognum.

Bronnen:
P. Groot Dzn, ‘Kronijk van Wognum en onze familie’ (Afschrift van deze kroniek bevindt zich o.a. in het Westfries Archief te Hoorn.)
M. Hemmer, Iets over en uit de ‘Kronijk van Wognum en onze familie’, in 44e jaarboek Westfries Genootschap, 1977.
Jaap Raat, Wognum anno 1840, in Holland rond 1840, Aspecten van het dagelijks leven op het Hollandse platteland, 1990.
Jaap Raat, ‘Wognum anno 1840’, in 58e jaarboek Westfries Genootschap, 1991.

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Jaap Raat te Heiloo (2015).