H.J. Over de Linden
Weesp, oktober 2010

Januari 1945, de laatste oorlogswinter. Heel Noord-Holland ligt onder een dik pak sneeuw. Ik moet mijn onderduikadres bij het jonge stel in Hippotytushoef verlaten, want er is een baby op komst en het huisje is piepklein. Dus voor dag en dauw op de fiets vertrokken (achter nog een echte band, om het voorwiel een tuinslang) om voor daglicht bij het huis van mijn ouders op het Keern in Hoorn te arriveren en daar om te zien naar een tijdelijk onderduikadres waar ze me onmiddellijk kunnen ontvangen.

Ik denk aan de boerderij van Klaas Korver bij het Zeegat in Schardam. Ik kende hem uit de tijd dat ik op de secretarie van Beets werkte. Hij was lid van de raad. Na de oorlog was hij jarenlang wethouder. Korver was een geboren bestuurder en dat hadden ze bij Drechterland al snel in de gaten, want al voor de oorlog was hij daar benoemd tot waarnemend dijkgraaf. Hij was getrouwd met Neeltje Peetoom. Zijn boerderij en landerijen lagen rond het Zeegat, een meertje dat was ontstaan na een dijkdoorbraak die tot grote overstromingen in dat deel van West-Friesland had geleid. Nog niet eens zo lang geleden is er op de dijk een monument opgericht dat aan die fatale gebeurtenis herinnert.

De Bedijkte Waal bij Scharwoude / Schardam.
De Bedijkte Waal bij Scharwoude / Schardam (foto Netty Zander).

Mijn vader ging op verkenning uit en kwam met positief nieuws terug. Korver was graag bereid me een aantal weken onderdak te verlenen, zodat ik rustig kon uitzien naar een definitief adres. (Voor zover je daar zeker van kon zijn...).
De volgende dag gingen we al op weg. Mijn vader werkte bij het P.W.N. en dat was zo ongeveer het enige bedrijf dat nog beschikte over een voorraadje benzine. Zo reden we in een kleine dienstwagen Hoorn uit via de Westerdijk, eerst bovenop met uitzicht op het bevroren en besneeuwde IJsselmeer, daarna onderlangs de dijk in een witte wereld naar Scharwoude en vandaar verder naar Schardam.

We waren nog maar een paar honderd meter van ons einddoel verwijderd toen er plotseling op de dijk twee Duitse militairen verschenen, die met het geweer in de aanslag in onze richting kwamen stormen. Mijn hart stond stil. Mijn vader trapte bovenop de rem. Maar ziet, ze sloegen totaal geen acht op ons, staken de weg over en liepen zo hard ze konden over het bevroren dijkslootje de polder in.

Toen we onze belevenissen aan Korver vertelden schoot hij in de lach. Hij zei dat aan de andere kant van de dijk een Duits binnenschip was ingevroren met een lading vim en vlas. Twee oudere soldaten waren met de bewaking van het schip belast. Ze woonden en sliepen aan boord en hadden op die stille plek, ver van alle oorlogshandelingen, een luizenleventje. Volgens Korver hadden ze achter een haas aangezeten, want jagen was hun favoriete tijdverdrijf.

Maar ze mochten ook graag kaarten. En omdat Jan, de zoon van Korver, pas getrouwd en wonende op nog geen honderd meter van de boerderij van zijn vader, ook een fervente kaarter was, klommen de Duitsers 's avonds uit hun ijskoude onderkomen over de dijk, een fles schnaps onder de arm, om in de warme huiskamer van Jan Korver skat te spelen. Al na een paar dagen kwam hij vragen of ik kon kaarten en of ik mee wou doen “want skat is met zijn vieren veel leuker dan met zijn drieën”. En de schnaps staat klaar. En zo geschiedde en zo leerde ik skat spelen.
Een paar weken later was er een nieuw onderduikadres voor me gevonden en verhuisde ik naar café De Stoomboot in Wadway.


Verhaal van de maand

Iedereen kan voor deze rubriek verhalen insturen. De verhalen moeten zelf geschreven zijn en de Omringdijk als thema hebben. U kunt uw verhaal (of gedicht) sturen naar het Westfries Genootschap.
Iedere eerste maandag van de maand wordt er één nieuw verhaal geplaatst.
De overige inzendingen worden bewaard voor een andere maand.