Van 12 tot en met 14 oktober waren er de Nationale Archeologiedagen. Archeologie betekent oorspronkelijk oudheidkunde. Het is een wetenschap die overblijfselen van oude culturen bestudeert om een beeld van de menselijke activiteiten in het verleden te krijgen. Bodemvondsten kunnen ons veel vertellen over de manier waarop onze voorouders leefden. Vooral voor het onderzoek naar de geschiedenis van perioden waarvan er geen papieren archieven zijn, is het zogenaamde bodemarchief van onschatbare waarde.

Josje van Leeuwen en Sander Gerritsen van Archeologie West-Friesland bekijken een glis.
Josje van Leeuwen en Sander Gerritsen van Archeologie West-Friesland bekijken een glis (een bot van een dier waarop geschaatst werd). (Foto Jan Smit)
Baardmankruik vervaardigd in Duitsland. Deze werd gebruikt voor bier of wijn.
Baardmankruik vervaardigd in Duitsland. Deze werd gebruikt voor bier of wijn. (Foto Jan Smit)
 

Op 7 oktober kregen we in 't Veld al een voorproefje op de Nationale Archeologiedagen. Archeoloog Gerard Alders gaf een interessante lezing waarbij de slag bij Vronen centraal stond. Vanaf de twaalfde eeuw waarin een begin gemaakt werd met de aanleg van de Westfriese Omringdijk tot het jaar 1297, toen de Westfriezen in de slag bij Vronen hun meerdere moesten erkennen in de Hollanders en Westfriesland een integraal onderdeel werd van het Graafschap Holland, is er veel gebeurd. De graven Willem II en Floris V speelden daarin een belangrijke rol. Gerard Alders liet ook zien welke archeologische sporen er van deze gebeurtenissen gevonden zijn.

Gebrandschilderd raam van Zacheüs de Jager in de chirurgijnskamer boven de Waag.
Gebrandschilderd raam van Zacheüs de Jager in de chirurgijnskamer boven de Waag. (Foto Jan Smit)
Zacheüs de Jager in de creatie van Toneelgroep Drommedaris.
Zacheüs de Jager in de creatie van Toneelgroep Drommedaris. (Foto Jan Smit)
 

Archeologie West-Friesland organiseerde op zaterdag 13 oktober in de Zuiderkerk in Enkhuizen de Vijfde Dag van de Westfriese Archeologie. Deze trok veel publiek. Op de vrijdag daaraan voorafgaand was er de Vijfde Avond van de Westfriese Archeologie. Deze stond in het teken van de opgraving in de Torenstraat en Baansteeg in Enkhuizen in de winter van 2008/2009. Uit een afvalput kwam een groot aantal voorwerpen zoals aardewerk, porselein en glas naar boven. Het bleek te gaan om zaken uit het huishouden van Zacheüs de Jager (1599-1650), een dokter die praktijk aan huis had in de Torenstraat. Zacheüs was ook lid van het gilde van dokters en chirurgijns. Hij is onder andere getrouwd geweest met Margaretha van Beresteyn. Het was geen gelukkig huwelijk, in tegendeel. Margaretha liet veel details over de echtelijke ruzies vastleggen bij de notaris. In december 1649 liep het huwelijk definitief stuk. In verband daarmee werd bij de notaris een boedelinventaris van Margaretha op papier gezet. Het gevolg van al deze schriftelijke vastleggingen is dat er hier sprake is van een unieke combinatie. Bodemvondsten (het bodemarchief) konden worden gekoppeld aan gegevens uit het papieren archief.
Het eerste exemplaar van het boek over Zacheüs en zijn vrouw Margaretha werd overhandigd aan Albertine van Vliet-Kuiper, waarnemend burgemeester van Enkhuizen. Het boek met de titel ‘Een huwelijk aan diggelen’ is geschreven door Dieuwertje Duijn en Christiaan Schrickx met medewerking van Leontine Kuijvenhoven en Michiel Bartels.
Toneelgroep Drommedaris voerde met begeleiding van muziekgezelschap De Zoete Inval een toneelstukje op, waarin de spanningen in het gezin De Jager op een boeiende wijze verbeeld werden.

Muziekgezelschap de Zoete Inval.
Muziekgezelschap de Zoete Inval. (Foto Jan Smit)

Op zaterdag 13 oktober was ik in de Nieuwe Nes in Schagen. Ruud Marcus hield een lezing gemaakt door Yvonne van Amerongen en die gebaseerd was op haar proefschrift uit 2016 over het boerenbedrijf en het landschap in Westfriesland tijdens de Bronstijd. In haar proefschrift gaat ze niet alleen in op wat er aan archeologische vondsten uit de Bronstijd is, maar ook beschrijft ze hoe het er logischerwijze aan toe moet zijn gegaan in een boerenbedrijf in die tijd. Haar conclusie is dat het boerenbedrijf kleinschalig was en niet alleen gebaseerd op akkerbouw en veeteelt, maar dat ook jagen op groot en klein wild, vissen en het verzamelen van zaden en wilde planten een belangrijke rol speelden. Er werd gebruik gemaakt van zowel zelf geproduceerde als in het wild beschikbare grondstof- en voedselbronnen. Het landschap moet dus gevarieerd geweest zijn, met water, bossen en landbouwgronden. Dus niet, zoals vroeger vaak werd aangenomen, een ruig en nat vrijwel boomloos kwelderlandschap.

Het gebouw de Nieuwe Nes van de Archeologische Werkgroep Schagen.
Het gebouw de Nieuwe Nes van de Archeologische Werkgroep Schagen. (Foto Jan Smit)

In de Midden-Bronstijd (circa 1800-1100 voor Christus) was het gebied relatief dichtbevolkt. Maar ook in de Late Bronstijd (circa 1100 tot 800 voor Christus) bleven er ondanks de toenemende vernatting mensen wonen in Westfriesland, zij het dat het gebied toen dun bevolkt was. De Westfriese boeren bleven gedurende de hele Bronstijd zelfvoorzienend.
Het proefschrift is gebaseerd op archeologische onderzoeken in Oostelijk Westfriesland. Dit riep bij de aanwezigen onmiddellijk de vraag op hoe de situatie in Westelijk Westfriesland was. Maar zoals mevrouw Van Amerongen zelf al schreef: de aanpak van haar proefschrift is een uitnodiging tot het doen van vergelijkbare onderzoeken voor andere gebieden en andere perioden. Er is dus nog genoeg te doen en wie weet wat er allemaal nog voor wetenswaardigheden aan het licht komen.

Jan Smi