Kos, Willem (1904-1930)

Nederlands eerste Olympische sprinter uit Oudkarspel

Op 11 mei 1899 trouwde tuinder Willem Kos uit Oudkarspel met dochter Geertje van de kastelein uit Harenkarspel. Willem was op dat moment al dertig jaar oud. Geertje, dochter van Jan Groothuizen en Maartje Groot, was toen 27 jaar.
In de navolgende jaren werden er in het gezin Kos acht kinderen geboren. Zoon Willem, geboren in Oudkarspel op 8 februari 1904, was voorbestemd voor een grote sportcarrière. Helaas bracht een slopende ziekte hier voortijdig verandering in.
Sport stond al heel vroeg in het vaandel van Willem Kos. Als voetballer blonk hij uit bij DTS in Oudkarspel. De voetbaltrainingen zijn mede oorzaak geweest van een goede lichaamsconditie. Daar kwam nog bij dat hij overdag gewoon flink moest meehelpen op de akker van zijn vader.

Schaatstalent.
Door een aantal strenge winters deed zich de kans voor om zich ook in het schaatsen te gaan bekwamen. Tijdens schaatswedstrijden van de IJsclub ‘Volharding’ werd al snel duidelijk dat er in Willem Kos een schaatstalent stak. Willem was toen 15 jaar oud. De KNSB hield proefwedstrijden voor aankomend schaatstalent en daar won hij al gelijk op de 1500 meter de eerste prijs. In 1922 werd hij schaatskampioen van Langedijk op zowel de 500, de 1500 en de 2500 meter. Deze prestatie leverde hem een paar Noren op. Een geschenk van een paar Langedijker sportvrienden. Op deze Noren kwam hij op 6 januari 1924 uit bij de Provinciale Kampioenschappen van Noord-Holland in Oudkarspel. Willem wist van alle 17 deelnemers met glans te winnen. Op de 5000 meter wist hij een tijd neer te zetten van 10 min en 12 sec.
Al op 17-jarige leeftijd mocht hij al deel uitmaken van de KNSB-ploeg die naar het Zwitserse Davos werd afgevaardigd. De jonge Willem had evenwel vrij veel last van heimwee, ondanks dat hij dagelijks wel zo'n 30 tot 40 kaarten over de post kreeg. Maar toen hij naar huis zou gaan, vond hij het toch ook wel weer een beetje jammer.

Kampioenschappen.
In 1926 wist hij kampioen van Groningen te worden door alle drie afstanden te winnen. Op kampioenschappen in Oslo, Hamar, Wenen en Budapest verscheen Willem en werd een geziene gast. 's Avonds, na de training, nam Willem vaak plaats naast de piano en zong dan met heldere stem liedjes van Louis Davids.
In januari 1927 belandde Willem opnieuw in Davos. Blijkens een kaart die hij stuurde, had hij wat last van zijn been en voelde hij zich wat zwakker dan normaal. Kennelijk waren dit de voorboden van een ziekte die hij onder de leden had.
Willem wist zich als derde te plaatsen op de 1500 en de 3000 meter. Niet slecht, als je in ogenschouw nam dat grootheden als Clas Tunberg uit Finland en Ivar Ballangrud uit Noorwegen ook meededen. Bij terugkomst in Oudkarspel wachtte hem daar een grootse ontvangst.

De Olympische Winterspelen in Sankt Moritz.
De organisatie van de tweede Olympische Winterspelen in februari 1928 in Sankt Moritz was rommelig. Terwijl de schaatsers hun wedstrijdrondjes draaiden op de ijsbaan, was in het midden soms een ijshockeywedstrijd aan de gang. Het was erg improviseren. Willem en zijn medeploeggenoot Siem Heiden uit IJsselmonde moesten slapen op een paar planken in een badkamer van hun hotel, omdat officials de bedden van de Nederlandse afvaardiging hadden opgeëist. Daarnaast moest hij met weinig geld in het peperdure Zwitserse wintersportoord rondkomen.
De prestaties van de Nederlandse schaatsers op deze Spelen werden gekenmerkt door tegenslagen. Ze haalden op geen enkele afstand de top tien. Siem Heiden leverde de beste prestatie en werd elfde op de 5.000 meter. Willem Kos viel tweemaal. De eerste keer over een vastgevroren piket, de andere keer door een grote scheur in het ijs. Helaas voor Heiden en Kos ging de 10.000 meter niet door vanwege de invallende dooi. Vooral voor Heiden was dat jammer, want het was zijn sterkste afstand.

Uitnodiging Prins Hendrik.
De twee toch wel teleurgestelde schaatsers mochten na afloop van de wedstrijden op hoog bezoek gaan. Prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina, nodigde Willem en zijn maat Siem Heiden uit om in zijn hotel thee te komen drinken. Ook de vijf andere Nederlandse deelnemers (een bobsleeteam) waren daarbij aanwezig. Volgens Heiden werd er stevig champagne gedronken en getoost op het vaderland. De prins bleek ook een enorme moppenverteller te zijn.
Na de thee besloten de twee lichtelijk aangeschoten schaatsers om een lange wandeling te maken in de prachtige omgeving van St. Moritz. Op de terugweg troffen zij prins Hendrik aan, ineengezakt in de sneeuw. Hij was kennelijk ook gaan wandelen. Terwijl Kos bij de prins bleef, haalde Heiden snel hulp. Hij keerde terug met koninklijke begeleiders en een arreslee, waardoor de prins waarschijnlijk van de bevriezingsdood werd gered.
Een paar dagen later kwamen ze Prins Hendrik weer tegen, nu bij de paardenrennen. Hij sprak Kos als Heiden aan en omgekeerd. Toen zij hem hierop attent maakten, zei de prins: ‘Dat maakt niks uit, ik vind jullie prima kerels.’ Als dank kregen Kos en Heiden later een paar sloffen koninklijke sigaretten, met kroontjes.
Willem bleek een graag geziene gast op de schaatsevenementen in het buitenland. Vaak zong hij 's avonds bij de piano liedjes in de stijl van Louis Davids. Hij bezat een heldere stem en wist daarmee menigeen te vermaken.

Internationale deelname.
Steeds vaker kreeg Willem last van ziekteverschijnselen die in eerste instantie op griep leken. In januari 1927 noemde hij op een ansichtkaart aan zuster Marie en zwager Herman dat hij het weer goed maakte maar dat zijn been wat zwak was. Daardoor lag hij vaak achter op de andere schaatsers.
Toch kon hij op 4 en 5 februari 1928 meedoen aan de wereldkampioenschappen in Davos. In het algemeen klassement werd hij hier 17e. De hele lijst werd aangevoerd door deelnemers uit Scandinavië. Een jaar later werden op 19 en 20 januari in Davos de Europese kampioenschappen gehouden. De Nederlanders bleken in een jaar tijd beter te zijn geworden. Siem Heiden eindigde als 5e en ‘onze Willem’, zoals hij inmiddels werd genoemd, kwam op de 11e plaats uit.
Eind 1929 was Willem opnieuw in Davos in training. Hij voelde zich af en toe wat zwakker dan normaal. Het was toen al duidelijk dat hij leed aan TBC. Heel jammer was het dat hij daardoor niet kon deelnemen aan de internationale wedstrijden. Toch was hij voldoende hersteld dat hij alles als toeschouwer kon meemaken.

Het naderend einde.
Na een bezoek aan het herstellingsoord in Davos kwam Willem weer thuis in Oudkarspel. KNSB bestuurslid D.W.A. van Laer en Dr. Blaisse bezochten hem daar regelmatig. Op 4 maart 1930 werd vastgesteld dat hij in een ruimere omgeving moest gaan kuren. Hiervoor werd hij overgebracht naar de woning van Mr. Eecen van de Brandwaarborg in Oudkarspel.
Dr. Blaisse verklaarde dat de toestand niet ronduit hopeloos was. Toch bleek Willem zieker dan gedacht. Op 8 maart daaraanvolgend overleed hij. Onder enorme belangstelling in heel Langedijk werd hij enkele dagen later begraven op de R.K. begraafplaats in Noord-Scharwoude.

Bronnen:
 - Over de appel, die niet zo ver van de stam viel; Jan IJff in Kuieren door Historisch Langedijk; Elma 1989.
 - Genlias website; geverifieerd in Regionaal Archief Alkmaar
 - Diverse krantenartikelen, beschikbaar gesteld door Tinie Glas-Möller te Zuid-Scharwoude
 - ‘Oranje op Olympisch ijs’ door H. Snoep en M. Koolhaas
 - Foto's uit de archieven van Tinie Glas-Möller en Karl Möller te Castricum

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Cor Oudendijk te Oudkarspel, namens Stichting Langedijker Verleden. (2011).