29 jaar rooms-katholiek pastoor van Onderdijk
Geboren te Zaandam op 22 oktober 1885 als zoon van Jacobus van Sante en Maria Hooy. Overleden te Alkmaar op 22 augustus 1959.
Pastoor van Sante stamde uit een respectabel Zaans geslacht. Zijn grootvader, Jacob van Sante, was in het midden van de negentiende eeuw oprichter van een meteen zeer goed bekendstaand architecten- en aannemersbedrijf aan de Gedempte Gracht 46B te Zaandam. Dat werd rond de eeuwwisseling overgenomen door zijn zoon, die ook Jacob heette en die uit zijn drie huwelijken acht kinderen ‘won’. Uit zijn derde huwelijk met Maria Hooy stamden vijf jongens: Simon, Theo, Joseph (die werd maar drie jaar oud), Johannes (die werd 16 jaar) en Josephus Johannes (de latere pastoor). En één meisje: Clasina. Uit de vorige huwelijken die maar kort duurden door het overlijden van de echtgenote, stamden Jacob en Gerardus. Alle kinderen werden gedoopt in de Bonifatiuskerk. Theo en Simon namen het bedrijf over. Ze bouwden o.a. de Stoommeelfabriek ‘De Vrede’ en later de roomse kerken van Bloemendaal (Sacramentskerk) met de school en de kerkhofkapel, de Josephschool in Hoorn, de r.-k. kerk van Grootebroek en de roomse school aldaar. Uit de familie Van Sante stamde ook de beroemde mezzosopraan en zangpedagoge Sophia van Sante (1925-2007).
Pastorale zorg
Maar Jos ging naar Hageveld (toen in Voorhout) en Warmond om priester te worden. Hij kon goed leren maar was wat teruggetrokken en nauwgezet van aard. Hij werd priester gewijd op 15 augustus 1910. Over zijn kapelaansjaren (o.a. in Leiden) is weinig bekend gebleven. In 1930 kwam hij naar Onderdijk als pastoor en opvolger van de luidruchtige en aandacht trekkende pastoor Vijverberg, zodat de parochianen nogal moesten omschakelen. Hij was eerder teruggetrokken, intellectueel ingesteld, diep en oprecht godvruchtig, en hij was behept met een overdreven gevoel van verantwoordelijkheid voor het morele gedrag van zijn parochianen tot over de grens naar het scrupuleuze en wettische. Naar verluidt heeft hij later de bisschop bezworen hem niet meer te verplaatsen, zeker niet naar een grotere parochie, omdat hij de verantwoordelijkheid voor het kleine Onderdijk al haast te zwaar vond. Als hij zich vrije tijd gunde, verdiepte hij zich graag in geschriften van kerkvaders en vrome heiligen, zodat veel parochianen hem als conservatief en niet erg maatschappelijk meegroeiend beschouwden. Liturgisch was hij ontroerd en toegewijd (vooral bij de kruisweg en later in zijn preken), zijn preken waren goed geformuleerd maar langdradig: hij was er zelf meer door bewogen dan de toehoorders. Toch had hij een soort (soms spottende) humor. Hij boezemde ontzag in omdat hij alles zo serieus nam. Hij had een goed taalgevoel en kon goed schrijven zoals b.v. blijkt uit de felicitatierijm die hij in april 1938 schreef bij het veertigjarig jubileum van de plaatselijke Boerenleenbank en die bewaard is gebleven:
Wat gij verhandelt, is het geld, Het harde geld wiens geur zich niet laat ruiken. Noch kwade, als 't iets kwaads bestelt, Noch goede, als 't voor 't goed zich laat gebruiken. 't Meedogendeloze geld is hard. Degeen, die door het geld is als betooverd, Verstaat de taal niet van het hart, En rust slechts, als hij schatten heeft veroverd. Dat wreede geld, zoo hard van klank, is 't voorwerp, dat u blij doet jubileren? Voorzeker… Wat de Boerenleenbank Met al dat geld verricht, vraagt dankbaar eeren. Gij zijt het, die tot spaarzaamheid De goede kans boodt aan de trouwe leden Die in den schralen crisistijd Nog schatten aan de arme mededelen. Gij zijt het, die een mild crediet Aan al uw klanten rijkelijk wist te geven, Waardoor zij winst zien in 't verschiet, Die hunne wankle zaken op doet leven. Daarom: al handelt gij in geld, Van 's boerenleenbank ijvere bestuurders, Bij 't jubilee uw lof vermeld! Al had gij zeker recht op heel wat duurders.
Klassieke muziek en romantische liederen
Jarenlang werd hij op de pastorie bijgestaan door ‘juffrouw’ (ze was ongetrouwd) De Vos die enige tijd spraaklerares was geweest op het seminarie Hageveld. En die thuis was in de klassieke muziek. Hij was zelf ook niet onmuzikaal en er kwam dus een vleugel in de voorkamer van de pastorie. De tweede dienstdoende was Greetje Koomen uit het eigen dorp, die mede was aangenomen om haar mooie zangstem. Gezamenlijk werden er romantische liederen ingestudeerd. Toen de pastoor in 1955 zijn 25-jarig pastoorsjubileum vierde en op het Strandvogelsvoetbalveld werd gehuldigd, riep hij in zijn dankwoord de parochianen toe: ‘Ik heb gehoord dat sommigen mij nu eigenlijk te oud en te ouderwets vinden. Wat willen jullie: blijven of weggaan?’ Enigszins onoprecht riepen alle toehoorders: “Bloiven, bloiven!” ‘Vox populi, vox Dei’ zal hij -tegen zijn gewoonte in- toen gedacht hebben: hij bleef nog vier jaar en stierf zonder emeritaat in het ziekenhuis te Alkmaar op 22 augustus 1959. Hij is de eerste pastoor van Onderdijk die in het priestergraf achter de kerk begraven werd: zijn voorgangers hadden het minder lang uitgehouden in het bescheiden dorp. Velen lopen ook nu nog altijd bij een begrafenis even ontroerd en mijmerend langs zijn graf.
Publicaties:
“God in zijn Geheimen” (postuum, dec. 1959) uitg. Dieben Den Haag; in de oorlogsjaren kwam er een manuscript van hem tot stand om te gebruiken bij de katechese (o.a. op de lagere school), dat later als boek werd gebruikt op het Hoornse seminarie van de fathers van Mill Hill.
Zijn familiegegeven zijn te reconstrueren uit de genealogie van de architectenfamilie Van Sante (ook op internet) samengesteld door een (achter)neef.
Literatuur:
er zijn over hem twee artikelen verschenen in “'t Magazointje”, uitgegeven door de stichting ‘Oud Onderdijk’ in jaargang 19, april 2003, geschreven door de heer Mels Zwart, en in hetzelfde tijdschrift, jaargang 20, april 2004, door de heer Joop Bakker.
Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Gerard Weel te Hoorn (2012).