Tapper, Ruard (1487-1559)
Bron: British museum

Groot geleerde en agressieve ketterjager

Geboren te Enkhuizen in 1487 (1485?). Overleden te Brussel op 2 maart 1559.
Over de jeugd van Tapper is niet veel bekend. Zijn ouders (Nanning en Freekje) waren eerst welgesteld als schippers- en vissersfamilie. Zijn vader was lid van de vroedschap, maar verviel later tot een zekere armoe. Ze hoorden bij de Pancratiusparochie en steunden het Claraklooster. Ze hadden vijf kinderen: Riewert (Ruard), Frans, Margriet, Barbara en Petra. Welke school de jonge Tapper bezocht, is niet bekend: misschien volgde hij als opgroeiende jongen onderwijs in Blokker (Nieuwlicht) of in Alkmaar.

Naar Leuven
Vanaf 1503 (zestien jaar oud!) was hij student in de Artes (magister in 1507) in Leuven, waarna hij daar op 16 augustus 1519 promoveerde tot doctor in de theologie. Waarschijnlijk volgde hij de lessen van Adriaan Boeyens, de latere paus. Reeds in 1526 werd hij er hoogleraar, kort daarna (1530) kanselier van de universiteit en in 1535 deken van het kapittel van de St. Pieterskerk en van de theologische faculteit. Kort voor 1525 ondervroeg hij de priester Jan de Bakker (Johannes Pistorius) uit Woerden, een sacramentariër, die in dat jaar op 11 september in Den Haag werd gewurgd en verbrand omdat hij niet herriep.

Vanaf 1524 reeds was hij door invloed van Karel V inquisiteur voor de Nederlanden. Samen met de toekomstige bisschop van Roermand, W. Lindanus, was hij in 1552 en 1557 een van de voorbereidende krachten bij het tot stand komen van de bisschoppelijke hiërarchie van 1559 en in 1551-1552 droeg hij met enkele collega's bij aan het Concilie van Trente. Daartoe maakte hij een catalogus van 32 geloofsartikelen. In 1556 zorgde Tapper ervoor dat de Jezuïeten colleges mochten stichten in de Nederlanden.

Tapper als aanklager
Tot in zijn laatste levensjaren bestreed hij samen met J. Ravesteyn de genadeleer van M. Bajus en J. Hessels. In 1558 werd de pastoor van de St. Gommarus van Enkhuizen, Cornelis Kooltuin, bij Tapper ontboden, verdacht van ‘Lutherije’. Het bleef bij een vermaning -Enkhuizers onder elkaar?- en toen Kooltuin opnieuw werd aangeklaagd, verliet deze zijn parochie en vestigde zich in Alkmaar. Tapper was daarvóór (1553-1557) ook betrokken bij de veroordeling van de 75-jarige pastoor van Heenvliet, Angelus Merula, die zich op de smeekbeden van Nicolaas van Nieuwland -later bisschop van Haarlem- op het laatste moment, althans uiterlijk, onderwierp. Kort daarna stierf hij, opnieuw aangeklaagd, in de kerker, waardoor hij aan een terechtstelling ontkwam. Kort voor Tappers dood kreeg deze een beroerte, hij stierf in Brussel op 2 maart 1559 en werd begraven in de zijn Leuvense St. Pieterskerk. Een groot geleerde en een agressieve ketterjager maar deskundig en streng verdediger van de Roomse orthodoxie.

Publicaties:
Ruardus Tapper: Explicationes articulorum etc. Tomus I + II, Lovanii 1555 + 1557
Ruardus Tapper: Omnia Opera, ed. W. Lindanus, Keulen 1582 (herdruk in Ridgewood, New Jersey, 1964)

Er zijn weinig relevante familiegegevens, er bestaat wel een geschilderd portret (Frans Hals-museum Haarlem)

Literatuur:
Peter Fabisch: Zur Person und Theologie Tappers in: Erwin Iserloh (ed.) Katholische Theologen der Ref.zeit 4, Münster 1987
R.T.Scheerman over R. Tapper in Bijdr. Bisd. Haarlem deel 54 en 55 (1937-1938)

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Gerard Weel te Hoorn (2012).