Van der Meer, Petrus Leonardus Christiaan (1889-1970)

Deken en pastoor van Hoorn in een tijd van grote ontwikkelingen

Petrus (Piet) van der Meer, alom gerespecteerde oud-kapelaan, pastoor en deken van Hoorn en van de oostelijke helft van Westfriesland, werd 21 januari 1889 geboren op de in die regio vanouds bekende uitspanning Roomhuis – later het Boschhek – naast paleis Huis ten Bosch in Den Haag. Zijn ouders Johannes van der Meer (1855-1924) en Catharina de Kok (1867-1931) exploiteerden dit etablissement. Ze kregen vier kinderen.

Na het internaat van de broeders van St. Marie in Huybergen begon Van der Meer als seminarist zijn priesteropleiding op Hageveld (toen nog in Voorhout) om vervolgens op het grootseminarie Warmond theologie te studeren. Hij speelde er viool en piano, ook had hij een indrukwekkende zangstem. Vanwege de oorlogsdreiging in 1914 werd zijn priesterwijding vervroegd, deze vond plaats op 9 augustus van dat jaar in de seminariekapel van Warmond.

Kapelaan in Ovezande
Na enkele weken stage als assistent in de Haagse Jozefparochie volgde in september 1914 zijn eerste benoeming: kapelaan in de parochie van Ovezande op Zuid-Beveland. Naast het gewone kapelaanswerk was hij belast met de geestelijke zorg voor de daar gelegerde mobilisatiesoldaten.
Op 15 april 1916 volgde zijn benoeming tot kapelaan in Hoorn. Ook daar kreeg hij met soldaten te maken: maar nu een onprettige groep, militairen die straf hadden en opgesloten waren in de Mosterdsteeg (St. Pietershof.) Onder scherp toezicht mochten ze naar het Gezellenhuis voor godsdienstig onderricht.
Van der Meer werd op 5 december 1917 kapelaan van de Posthoornparochie in Amsterdam. In februari 1927, bij zijn koperen priesterfeest, bleek dat de parochianen de geestelijke hogelijk waardeerden.
Zijn eerste pastoorsbenoeming volgde in september 1933: in de Michaëlparochie van Zuid-Schermer. Dat was een kleine parochie zodat hij het pastoraat kon combineren met het moderator zijn van de gezamenlijke R. K. Zangverenigingen, Harmonies en Fanfares in het hele bisdom Haarlem. Een zwaardere benoeming volgde: op 20 december 1937 werd hij pastoor van de Martelaren van Gorcumkerk aan het Stieltjesplein in Rotterdam-Zuid. Hij maakte er in 1939 zijn zilveren priesterfeest mee. Een uitbundig feest werd het niet, want de Tweede Wereldoorlog dreigde. Het bombardement op Rotterdam in mei 1940 maakte Van der Meer van nabij mee, de vele angstige momenten vergat hij nooit.

Terug in Hoorn
Op 10 januari 1943 stierf plotseling de Hoornse deken-pastoor C. A. A. Kroft. Snel daarna werd Van der Meer tot zijn opvolger benoemd. De capaciteiten had hij, een bijkomend voordeel was dat hij Hoorn al kende. Op 1 februari 1943 trad hij aan. Een van zijn taken was een houding te bepalen tegenover de Duitse bezetters. Bij zijn komst zaten drie ondergedoken Italiaanse soldaten in de koepel van de kerk. Hoe kon hij die “voorzichtig beschermen”? Of “wat moest hij doen tegen de dreigende vordering van de kerkklokken”? Op 24 augustus 1943 beloofde hij een kapel in het kerkgebouw te zullen inrichten voor Maria van Hoorn als de oorlog spoedig in vrede zou eindigen. In 1949 kwam die kapel (het tegenwoordige Stiltecentrum) gereed.
Van der Meer viel op door zijn energiek optreden en sportiviteit (hij was goed in schaatsen en biljarten, op de bovenverdieping van de pastorie stond zijn biljart). Trouw bezocht hij de wedstrijden van Always Forward. Men waardeerde hem om zijn leidinggevende capaciteiten en organisatievermogen.

Nieuwe parochie
In de jaren kort na de oorlog puilde de Hoornse koepelkerk uit van het kerkbezoek zodat Van der Meer al in 1949 met het idee kwam een nieuwe parochie te stichten in Hoorn-Noord. Het bouwplan liet nog op zich wachten tot 1957; in 1961 werd de Engelbewaarderskerk ingewijd door bisschop Van Dodewaard.
Als president-curator was Van der Meer betrokken bij de nieuwbouw voor het Werenfriduslyceum in Hoorn en de groei van de afdelingen Gymnasium, HBS en MMS.
Op zondag 8 augustus 1954 werd zijn veertigjarig priesterschap groots gevierd, niet alleen in de kerk, maar ook met een optocht van het station over het Kleine naar het Grote Noord. De receptie in de Parkzaal aan het Achterom werd massaal bezocht. Hij uitte bij die gelegenheid twee hartenwensen: het tot stand komen van een tweede parochie in Hoorn en een restauratie of minstens opknapbeurt van de koepelkerk. De opknapbeurt vond plaats tussen 1961 en 1964, met steun van veel Hoornse ingezetenen. Van der Meer schonk drie nieuwe kerkklokken.
Op 11 november 1957 werd hij ere-kanunnik van het Haarlems kapittel. Zijn gouden priesterfeest vond plaats op 9 augustus 1964, tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. De daaropvolgende vernieuwingen in de rooms-katholieke kerk deden hem beseffen dat de tijd van zijn emeritaat gekomen was.

Laatste jaren in Limburg
Op 11 maart 1965 verliet deken Van der Meer opnieuw Hoorn. Deze keer om een door hem gekocht huisje te betrekken in het Limburgse dorpje Partij, in de omgeving van Wittem waar de met hem bevriende Paters Redemptoristen hun klooster met kapel en een bibliotheek hadden. Zijn trouwe huishoudsters Annie en Jet gingen met hem mee.
In 1969 maakte hij nog een reis naar Rome om daar de bevestigingsplechtigheid van de Westfriese kardinaal Willebrands bij te wonen. Op 7 april 1970 stierf hij na een korte ziekte. Zijn lichaam werd – op zijn verzoek – bijgezet in de grafkelder onder de kloosterkapel.

Publicaties:
Artikel Noordhollands Dagblad juni/juli 1957 t.g.v. Hoorn 600 jaar stad.
Korte artikeltjes in ‘Sursum Corda’, parochieblad Dekenaat West-Friesland (jaren 1945-'65).

Literatuur:
‘Deken P.L.C. van der Meer veertig jaar priester’, Noordhollands Dagblad van 5 augustus 1954 (met een uitgebreid levensoverzicht). Archivalia betreffende de parochie Hoorn en het Dekenaat Hoorn in het Westfries Archief, nummers 689-691.
J. Onstenk: ‘De Bouwers van de Cyriacus en Franciscus’ (brochure) 1982.
G. Weel: ‘De parochie van Hoorn in de loop der jaren’ (Hoorn 2005).

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Gerard Weel te Hoorn en Peter Smit te Alkmaar (2015).