Vrou Gerrits (ca. 1580-1605)

Dichteres van stichtelijke liederen

Vrou Gerrits werd ca. 1580 geboren in Medemblik en stierf op 6 september 1605 op Texel. Zij bleef ongetrouwd. Vrou Gerrits was een doopsgezinde die stichtelijke liederen dichtte. Haar werk is geplaatst in de reeks van werken van Renaissance dichteressen. Om die reden is zij opgenomen in de selectie ‘1001 vrouwen in de Nederlandse Geschiedenis’ (2013).

Doopsgezinden in Medemblik
Van de familie van Vrou Gerrits en hun geloofsgenoten is weinig bekend. In 1580 vormden de doopsgezinden in Medemblik een minderheid die daar teruggetrokken leefde. Net als in andere Zuiderzee-havenstadjes waren het vooral ambachtslieden en kleine ondernemers. Tot zijn verhuizing naar Hoorn in 1563 maakte Volkert Maertsz Scager (of Seylmaecker), de vader van Theodorus Seylmaecker (beter bekend als Theodorus Velius) hier deel van uit. De doopsgezinden werkten vaak voor handelaren, vissers, scheepvaarders en scheepbouwers. Ze werkten hard en leefden sober. Consequent hielden ze vast aan hun principes om geen wapens te dragen en niet in overheidsdienst te treden. Na 1535 werden doopsgezinden vanwege hun geloofs- en levensopvattingen fel vervolgd. Hieraan was het radicale optreden van de eerste groep doopsgezinden – beter bekend onder de naam wederdopers – in Munster en in Amsterdam mede debet. Enkele jaren na het uitbreken van de 80-jarige oorlog werden deze opvattingen al min of meer getolereerd.
In het doopsgezinde bestaan stond het innerlijk geloofsleven centraal. Zowel man als vrouw kon door een intense studie van de Bijbel zich opwerken tot voorganger. ‘Vermaningen’ kenmerkten hun bijeenkomsten. Elke man en vrouw werd door geloofsgenoten dringend aangespoord zijn of haar leven volledig toe te wijden aan God en in alle opzichten een goede discipel te zijn. De naam Vermaning is in Medemblik bewaard gebleven in de naam van de doopsgezinde kerk.

De geestelijke liederen van Vrou Gerrits
Doopsgezinden kennen alleen een vrijwillige doop op volwassen leeftijd op basis van een persoonlijke belijdenis. Deze dient doorwrocht te zijn en gedurende jaren te zijn voorbereid.
In deze voorbereidende fase heeft Vrou Gerrits de basis gelegd voor haar liederenbundel. Nog maar 13 jaar oud schreef ze haar eerste ‘schriftuurlijke liedekens’. Ze zijn gericht op devotie maar ook op de argumentatie van de keuzes die zij als doopsgezinde naar haar eigen inzicht maakte. In de volgende twaalf jaar bereikte Vrou Gerrits met haar liederen een hoog niveau, niet alleen in godsdienstige maar ook in artistieke zin. Vrou Gerrits bleek voor die tijd moderne (Renaissance-) dichtvormen te kunnen hanteren.
Geestelijke dichtliederen boden de doopsgezinden in de 16e eeuw een welkom alternatief voor de psalmen van het Oude Testament. Doopsgezinden toentertijd gaven voorrang aan het Nieuwe Testament boven het Oude Testament, vandaar dat de psalmen, en zeker de wraakpsalmen, niet meer welkom waren. Kort na het overlijden van Vrou Gerrits werd haar bundel Een nieu gheestelijck liedtboecxken met 51 liederen gedrukt en door Zacharias Cornelisz in Hoorn uitgegeven. In een “Voorreden” staat dat Vrou Gerrits vooral haar liederen voor “jonghe maets”, jonge mannen of vrouwen in haar omgeving, heeft geschreven. De namen van een aantal jonge mensen zitten in een aantal dichtliederen verborgen. De bundel is in de 17e eeuw driemaal herdrukt.

Bronnen:
• 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, onder redactie van Els Kloek, Nijmegen 2013
• S. Zijlstra, Om De Ware Gemeente En De Oude Gronden, Hilversum 2000
• M.A. Schenkeveld-van der Dussen, ‘De vrouwelijke blik. Nederlandse dichteressen van de Gouden Eeuw’, in: Arie-Jan Gelderblom en Harald Hendrix red., De vrouw in de Renaissance Amsterdam 1994

Gegevens samengesteld en aangeleverd door: Peter Wester te Beuningen Ov. (2013).