Witte, Jan (1868-1950)

“'t Heilig bruurke” van Megen, gebedsverhoorder

Jan Witte werd geboren in Hoorn op 25 juli 1868. Hij overleed te Megen, bij Oss. (N.B.) op 22 december 1950. Het gezin Witte telde elf kinderen. Zijn vader, Jan Caspar (ook wel ‘Kaspar’) Witte, was een welgestelde bierbrouwer en zeepzieder en Cornelia Wahlen, zijn moeder, een keurige en vrome vrouw. Ze kerkten in de toenmalige (deftige) Franciscuskerk aan het Achterom en daar kreeg Jan al contact met de Franciscaanse (minderbroeder) spiritualiteit.

Toen Jan 10 jaar was (1878) verhuisde het gezin naar Alkmaar waar zijn vader directeur van een bierbrouwerij werd. Ze vielen onder de dekenale Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord en Jan jr. bezocht daar met zijn medemisdienaar en vriend Evert -Jans latere kloosternaam was zodoende Everardus- Rijkenberg de R.K. Burgerschool. In 1881 ging hij naar het seminarie Hageveld in Voorhout om diocesaan priester te worden, maar toen die studie te zwaar bleek, probeerde hij het Franciscaner gymnasium in Venray. Ook dat was hem te zwaar.

Schilderijen
Hij ging terug naar Alkmaar en werd bakkersknecht. In zijn vrije tijd leerde hij vanaf 1886 schilderen en kopiëren bij de bekende Antwerpse kunstschilder Alexander Kläsener die aan het Kennemerpark in Alkmaar woonde, maar op 8 november 1891 trad hij als aanstaand broeder in bij de Franciscanen van het klooster Alverna in Wychen. Zijn eerste professie was daar op 22 januari 1899, zijn eeuwige professie in 1902 toen hij inmiddels was verhuisd naar het klooster van Megen waar hij de rest van zijn leven zou werken als huis- en kunstschilder en als broeder portier. Korte tijd werkte hij nog als zodanig in Woerden en Heerlen, maar hij voelde zich eigenlijk alleen thuis in Megen.

In 1929 viel hij van een ladder waardoor hij invalide werd -hij had geschilderd in zijn kloosterkerk en in die van de plaatselijke Clarissen- en zich moest beperken tot een intens gebedsleven en het ontvangen van mensen in nood. Hij werd kloosterportier en gastenbroeder voor zwervenden en kreeg door zijn jarenlange, voorbeeldige omgang met maatschappelijk verstotenen grote bekendheid, In zijn laatste levensjaar schilderde hij nog twee diepdoorleefde schilderijen: ‘Het Heilig Aanschijn’ en ‘De Engel in de Boot’.

Grote verering
In de vroege morgen van 22 december 1950 stierf broeder Everardus. Een grote menigte begeleidde zijn begrafenis op het kloosterkerkhof. Om tegemoet te komen aan de grote verering na zijn dood werd zijn kist op 12 mei 1954 overgebracht naar een nieuwgebouwde bijkapel van de kloosterkerk. Er werd een tombe met een keramiek beeld van Jac. Maris boven geplaatst, uitbeeldend Everardus op zijn sterfbed. Er is daar ook een klein museum ingericht. En tegenover de kapel ligt nu het Broeder Everardusplein. Ook in Wychen is er zo'n plein. Reeds vanaf 1951 kwamen er in Megen allerlei berichten binnen dat er gebedsverhoringen waren geweest op voorspraak van “'t heilig bruurke”. Vooral van werklozen en woningzoekenden.

Er zijn vanaf 1958 pogingen ondernomen om Everardus zalig te verklaren, maar die zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Het proces is in 1993 stopgezet. Maar velen in binnen- en buitenland roepen hem nog steeds aan in hun nood.

Literatuur:
Marc Heijer: Everardus Witte. Het ‘heilig bruurke’ van Megen (Alkmaar: ‘Gesto’, 1955)
Otho Peeters: ‘Broeder Everardus Witte. Een kleine minderbroeder, buitengewoon in 't gewone’, in: Bisdomblad, 30 oktober 1987, pag. 9.
Han Lohman O.F.M.: Everard Witte, het heilig bruurke van Megen. Nu weten we wat bidden is. Woerden, 1974.)

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: J.C.J. Verbruggen te Spanbroek en Gerard Weel te Hoorn (2012).