Het oudste Nederlandse reisverslag geschreven door een vrouw

Elisabeth was de dochter van Harman Hartman van der Woude (1621-1677), hoofdofficier en dijkgraaf van de Niedorperkoggen, en vanaf 1673 ook schout van Opmeer. Haar moeder was Margarita Blaeuhulck (1632-1662) afkomstig uit een bekende regentenfamilie in Enkhuizen.
Vanaf 1668 woonde het gezin op de hofstede Torenburg in de polder Heerhugowaard.
In 1675 nam Hartman van der Woude ontslag om te kunnen emigreren naar Guyana (de Wilde Kust ten noorden van Brazilië) om daar bestuurder te worden van een nieuwe kolonie aan de rivier Oyapoc. Dit gebied leek geschikt voor tabak- en suikerrietteelt. Sinds 1667 had de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën al een kolonie aan de Surinamerivier. Zijn dochter Elisabeth heeft ons een verslag van de reis nagelaten.

1667 Suriname, Nederlandse kolonie.
1667 Suriname, Nederlandse kolonie; 1676 start Nederlandse kolonisatie Cap d'Orange.

Op weg naar Guyana
Niet de West-Indische Compagnie (toen in financiële nood) maar particulieren in de Republiek namen in 1675 het initiatief voor de nieuwe kolonie. Elisabeths vader was een van hen, hij investeerde in mensen en materialen. Elisabeth, toen 19 jaar, beschrijft wat op 5 december 1676 allemaal aan boord ging: ‘Wij waren sterck als volcht: mijn vader, ick, mijn broeder en suster met 5 meijden, 45 knechts en voorts 3 paerden, 6 koeje, enige schapen, een partij hoenders en duijven, wel versien van linnen en wollen, tin en koper, alderleij gereetschap en matrialen tot de lantbou van nooden, voor 50 man geweer en oock voor ons en als ons volck en beeste voor een heel jaer provisij of levens middelen’.

Op 14 december 1676 vertrok vanaf Texel een grote handelsvloot, waaronder zes schepen met de bestemming Cap d'Orange bij de Oyapoc rivier. Sinds 1672 (het Rampjaar) was de Republiek in oorlog met het koninkrijk Frankrijk (Lodewijk XIV). Daarom voeren tot vlak bij Madeira drie oorlogsschepen van de Republiek mee om de handelsvloot te beschermen, vooral tegen Franse kapers.
Op weg naar de Kaapverdische eilanden (zie kaart) brak op de genoemde zes schepen onder de 350 mannen en vrouwen een dodelijke ziekte uit. Een van de ca. 60 slachtoffers was Harman Hartman van der Woude, hij werd op een van de eilanden, St. Jago, begraven. Vlak na de aankomst bij de Oyapoc rivier op 6 februari 1677 stierf ook zijn dochter Margarieta.

Kaart.

Terug naar Nieuwe Niedorp
Vier, vijf dagen na aankomst werd ook Elisabeth ziek. Na herstel wilde ze terug naar de Republiek. Tegen een verbod van gouverneur Apricius in besloot Elisabeth op 17 maart 1677 toch aan boord van een retour-handelsschip te gaan. Haar broer Johannes bleef achter.
Zeestromen, het weer en ook de behoefte aan de grootst mogelijke veiligheid, zorgden voor een lange terugreis (zie kaart).
Het schip dreigde te worden aangevallen door Engelsen en kreeg te maken met onweer, een heftige orkaan en hevige mist. Tenslotte werd het schip op 2 juni nabij bij de Shetlands door drie Franse schepen gekaapt. De kapers stonden onder leiding van de beruchte Franse kapitein Jean Bart.

Jean Bart.
Jean Bart

Van der Woude moest bijna al haar bezittingen afstaan aan de kapers. Drie weken werd ze vastgehouden op het kaperschip van Bart; ze maakte zo de kaapvaart van nabij mee. Mogelijk werd Elisabeth voor Bart ‘een blok aan het been’ want op 23 juni werd ze op een Engels handelsschip richting de Republiek gezet. Op 24 juni 1677 was zij terug in haar geboortestreek.

Het reisverslag van Elisabeth
Waarschijnlijk heeft Elisabeth tijdens de reis dagelijks aantekeningen gemaakt. Ze was dit gewend. Al voor de reis maakte ze korte, zakelijke aantekeningen over militaire, politieke of andere gebeurtenissen die in haar omgeving werden besproken. Opvallend is haar uitvoerige, waardevolle verslag van de watersnoodramp in Westfriesland in november en december 1675. In 1683 heeft ze alle aantekeningen verwerkt in ‘Memorije van 't geen bij mijn tijt is voorgevallen soo in hollant als op ander plaetsen.’

Dit kwetsbare boekje is in familiekring bewaard gebleven en twee eeuwen later door een verre nazaat overgeschreven (voor de volledige transcriptie ‘Aantekenboekje Elisabeth van der Woude 1621-1694.
In haar reisverslag biedt Elisabeth inkijkjes in de gevaren verbonden met de reis en in gevoelens die leefden onder passagiers. Mooi is haar verslag van het tiendaagse verblijf op de Kaapverdische eilanden waar de vloot moest fourageren. Ze beschrijft de natuurlijke omgeving daar, maar ook de pijnlijke ontmoetingen met vrijpostige, Portugees sprekende mannen.
Tweemaal komt Elisabeths geloof ter sprake. Haar vader mocht niet in gewijde grond op de Kaapverdische eilanden worden begraven. Een katholieke priester weigerde toestemming nadat Elisabeth duidelijk had aan gegeven: ‘wij sijn gereformeerde christenen’. Op het kaperschip probeerde men haar katholiek te maken. Wilde men haar geschikt maken voor de Franse huwelijksmarkt? Consequent blies Elisabeth alle voor haar bekering aangestoken waskaarsen uit en gooide ze ook aangeboden rozenkransen weg. Elisabeth zet zich duidelijk neer als een jonge vrouw met pit.

Vriendelijke Indianen
Haar reisverslagen zijn veel beeldender dan de andere aantekeningen in ‘Memorije’. Elisabeth schetst uitvoerig de ontmoetingen met de vriendelijke Indianen en de schoonheid van de natuur langs de Oyapoc, ze zag ‘een aerts paradijs’. Minder aandacht heeft ze voor de kolonie Orange die bij aankomst verwoest bleek, voor de aanhoudende regen en voor haar ziekte.
Wetenschappers vroegen zich af of ze bij haar waarnemingen niet beïnvloed is door eerder verschenen reisverhalen over de Wilde Kust. Ze had een aantal boeken bij zich. De kapers dreigden deze boeken te verbranden.
Gelukkig is ook een zakelijk, nogal negatief verslag van het verblijf in Orange, geschreven door fiscaal Gerardus De Myst, bewaard gebleven. Na een onderlinge vergelijking van de bronnen werd Elisabeths verhaal redelijk betrouwbaar genoemd en belangrijk geacht voor de geschiedschrijving van de mislukte kolonisatie bij Cap d'Orange.
Zeldzaam is het verslag van de kaping en van haar verblijf op het kaperschip. Door eigengereid op te treden drukte ze haar angst weg en kreeg ze contact met kaper Jean Bart en enkele bemanningsleden, in het bijzonder een bemanningslid ‘die seijde in noorthollant gewoont te hebben, tot woggelem’ (Wognum). Hij kende haar vader.
Bijzonder is deze bron als je beseft dat ze door een vrouw is geschreven. Uniek is de bron omdat geen enkele andere Nederlandse vrouw voor 1800 een dergelijke prestatie leverde.

De terugkeer van Johannes
Elisabeth beschrijft hoe ze na thuiskomst van alle kanten vragen kreeg over de reis en over het lot van de 50 mensen die, in dienst van haar vader, op reis waren meegegaan. Deze mensen moeten uit Nieuwe Niedorp of omgeving zijn gekomen. Ze kon geen antwoord geven, over hen is nooit meer iets gehoord.
Haar broer Johannes kwam wel terug. In ‘Memorije’ vertelt Elisabeth over de Franse overval op de kolonie Orange na haar vertrek. Ze beschrijft hoe Johannes met een aantal mannen onderdook in een Indiaanse gemeenschap. Later slaagde hij er in met één metgezel per schip Suriname te bereiken en vandaar naar Holland terug te keren. Spoedig daarna woonde hij in Enkhuizen en vond later werk bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Indië.

Niet terug naar Heerhugowaard
Een terugkeer naar de Torenburg in de Heerhugowaard was onmogelijk. Harman Hartman van der Woude had voor het kolonisatieproject grote schulden gemaakt. Zijn landerijen, huizen en inboedel werden bij opbod verkocht.
Vanaf eind 1677 woonde Elisabeth in Amsterdam in een ‘france winckel’ (stoffen en kant), in 1680 verbleef ze korte tijd in Enkhuizen. Vermoedelijk kreeg ze in Amsterdam onderdak bij de familie Pruijmer kruidenier aan de Nes, familie van haar moeder.
Elisabeth trouwde op 23 april 1684 in Oost-Zaandam met wijnkoper Adolf Frederick Bock (gestorven in 1700). Ze verhuisden spoedig naar Amsterdam. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren, van wie in ieder geval een zoon en een dochter de volwassen leeftijd bereikten. Deze gegevens zijn ontleend aan korte aantekeningen waarmee Elisabeth haar ‘Memorije’ na 1683 heeft aangevuld.
Haar laatste aantekening, de geboorte van haar jongste zoon Johannes, maakte Elisabeth in 1694. Zij stierf in 1698 en werd begraven in de ‘Nieuwe Zijden Kapel’ aan het Rokin.

Bronnen:
Kim Isolde Muller, Elisabeth van der Woude. Memorije van 't geen bij mijn tijd is voorgevallen. Amsterdam 2001.
Aantekenboekje Elisabeth van der Woude 1621 - 1694 (transcriptie op site Thijs Postma).
Henk Komen, Een Niedorper dijkgraaf op Torenburg. In: Informatieblad stichting Historisch Niedorp 1 mei 2013.
Marijke Barend - van Haeften, Een mislukte kolonisatie aan de Oyapoc door vrouwenogen bezien. In: DBNL, De Zeventiende Eeuw Jaargang 21 (2005).

Gegevens samengesteld en aangeleverd door: Peter Wester te Beuningen Ov (2019).