Inleiding op deze aflevering

Voordat de Omringdijk bestond, bouwden de boeren in West-Friesland hun woningen op hoger gelegen strandwallen en zandruggen of op zelf opgeworpen terpen. Maar het land klonk steeds verder in. De Noordzee brak door op plaatsen waar de duinenrij onvoldoende bescherming bood. De Zuiderzee stuwde het water op vanuit het noorden en westen. Bij iedere storm werden stukken land weggeslagen en groeiden de grote binnenmeren.

De Oosterdijk gezien vanaf vuurtoren De Ven richting de waterzuiveringinstallatie bij Andijk. (Foto TM)De Oosterdijk gezien vanaf vuurtoren De Ven richting de waterzuiveringinstallatie bij Andijk. (Foto TM)

Dat was ooit anders geweest. In de bronstijd, zo'n 4000 jaar geleden, was het goed toeven in het gebied dat nu West-Friesland heet. De zee, die aan het einde van de ijstijden het land overspoelde en langs de kreken tot diep in het land zandruggen opwierp, had zich teruggetrokken. Op de hoger gelegen stroken land vestigden zich bewoners die zich bezighielden met een eenvoudige vorm van akkerbouw. Ze hielden vee, gingen op jacht, visten in de waterlopen en verzamelden vruchten. West-Friesland was in die tijd relatief dichtbevolkt. Omdat de zee niet meer over het land spoelde, kwam er een eind aan de verzilting. Er begonnen planten te groeien die afhankelijk waren van zoet (regen)water en er ontstonden lagen mos die steeds dikker werden. De moslagen groeiden aan tot metersdikke sponsachtige veenmoerassen die de bewoners naar een beter heenkomen deden zoeken. In de eerste eeuwen van onze jaartelling lag West-Friesland er verlaten bij. Een klimaatverandering zoals die in de geschiedenis regelmatig voorkomt, bracht daarin verandering. De temperatuur werd hoger, het zeewater steeg en schuurde de oude openingen weer open. Bij eb kon het water uit de moerassen wegstromen. De landen vielen droog.

Afbeelding uit het ‘Ontwerp tot een […] herstelling van de zorgelijke toestand der Westfriesche Zeedyken […]’ door Pieter Straat en Pieter van der Deure. Amsterdam 1733. (WFA)

Omstreeks de 8ste eeuw vestigden zich opnieuw bewoners in West-Friesland. Zij ontgonnen het land en groeven sloten. Met als gevolg dat de grond door de ontwatering steeds verder inklonk. Het lage land moest worden beschermd tegen de stormvloeden. De eerste dijkjes werden aangelegd; lage wallen, opgeworpen met schoppen en kruiwagens. Ze spoelden telkens weg en moesten dan weer worden hersteld. Het overtollige water werd via duikers afgevoerd.
De vroegste vorm van uitwatering van het land was met duikers, soms niet meer dan een uitgeholde boomstam..De vroegste vorm van uitwatering van het land was met duikers, soms niet meer dan een uitgeholde boomstam. Bij laag water werd deze opengezet waardoor het overtollige water op zee kon worden geloosd. (WFM)

In de loop van de tijd vormden de dijken een ring om West-Friesland: de Omringdijk. Omstreeks 1250 is deze gesloten. De dijk wordt vanwege het immense karwei wel eens vergeleken met de bouw van de piramides en de Chinese muur. Een werk dat zo uniek is dat de gehele Westfriese Omringdijk tot monument is verklaard.

Zo moet het er in West-Friesland hebben uitgezien in het begin van onze jaartelling.
Zo moet het er in West-Friesland hebben uitgezien in het begin van onze jaartelling.
‘Het Veenmoeras’ werd geschilderd door Geke Hoogstins te Eext.
Zo moet het er in West-Friesland hebben uitgezien in het begin van onze jaartelling.
Een typisch West-Fries lintdorp met de huizen op een rij en erachter langgerekte percelen gras- en akkerland. Aquarel van Adriaan Volkers (1904-1983) uit 1945. (WFM)

Reconstructie van een nederzetting uit de Midden-Bronstijd bij Bovenkarspel omstreeks 1200 v. Chr. De boerderijen staan op een rij op een zandige kreekrug met de akkers op de voorgrond en met ‘natte’ weidegronden in het verschiet. De percelen zijn gescheiden door sloten en vormen zo in letterlijke zin een oer-West-Fries landschap. Tekening Koen van der Velden, Den Andel.