Op zaterdag 5 november werd de najaarsstreekmiddag gehouden in Oudkarspel.
Voor de aanvang van het officiële programma konden de deelnemers een bezoek brengen aan de tentoonstelling ‘Bruggen en Paden in de Langdijk’ van Stichting Langedijker Verleden in het Regthuis. Dit rijksmonument uit 1808 is net als de vergaderlocatie Het Behouden Huis eigendom van Stichting Hart van Oudkarspel.
Het Behouden Huis werd in 1883 gebouwd als schoolgebouw bestemd voor openbaar lager onderwijs. In 1975 eindigde het gebruik van het gebouw voor onderwijsdoeleinden. Vanaf dat jaar kreeg het als Behouden Huis een multifunctionele bestemming voor allerlei activiteiten binnen de dorpsgemeenschap. Het was nog steeds eigendom van de gemeente en er werd niet geïnvesteerd in onderhoud en vernieuwing. Met als gevolg dat het volgens de gemeente in 2009 rijp was voor de sloop.
Daar was de plaatselijke gemeenschap het niet mee eens en de Stichting Hart van Oudkarspel beijverde zich ervoor het gebouw voor het dorp te behouden. Met succes, want op 29 mei 2013 werd de stichting eigenaar voor het symbolische bedrag van € 1. Daarbij nam de stichting de verplichting op zich om het gebouw te renoveren en geschikt te maken voor het gebruik als nieuw gemeenschapshuis voor Oudkarspel. Eind 2013 was de renovatie gereed, mede dank zij de inzet van heel veel vrijwilligers.
Na mijn openingswoord hield André Bouwens een inleiding onder de titel: ‘Het Geestmerambacht. Over wadden, geesten, venen en ruilverkaveling’. In een boeiend betoog verdeeld over een gedeelte voor de pauze en een gedeelte na de pauze vertelde hij over het veranderende landschap van de Geestmerambacht in de periode van ongeveer 2.000 jaar voor Christus tot ongeveer 2.000 jaar na Christus. In die tijd is het landschap ingrijpend veranderd. Vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw ging het veranderingsproces hard. Niet alleen door ruilverkaveling Geestmerambacht, uitgevoerd in de periode 1964-1979, maar ook door bijvoorbeeld de aanleg van wegen, industrieterreinen en nieuwe woonwijken. Door de ruilverkaveling verdwenen behalve in het Oosterdelgebied, overal de eilandjes waar de tuinders hun brood verdienden. Ze konden daardoor in het vervolg rijdende hun percelen bereiken in plaats van varende. De ruilverkaveling maakte ook schaalvergroting en steeds verder gaande mechanisatie mogelijk.
Na de inleiding van André Bouwens volgde een optreden van een aantal leden van de skroifgroep Langedoik. Ina Broekhuizen, Netty Zander, Klaas Jan Bak, Gerrit Dekker, Kees Takken en Dick Visser hadden een mooi programma samengesteld met Westfriese liedjes, roime en verhalen afgestemd op de Langedijk en de agrarische geschiedenis van deze streek.
Na dit optreden werd deze geslaagde middag besloten met een gezellig samenzijn.
Tekst en foto's: Jan Smit
De Westfriezendag was dit jaar op op zaterdag 3 september in Berkhout. Hoewel deze dag een traditie is, was het best bijzonder dat we voor het eerst sinds 2019 weer een complete Westfriezendag hadden. Als gevolg van de coronacrisis hadden we in 2020 geen Westfriezendag en in 2021 hielden we alleen maar de algemene ledenvergadering.
Dat er mede dankzij een oproep in het programmablad een grote groep leden in streekdracht was gekomen, verhoogde de feestvreugde. De groep ging na afloop buiten voor de kerk op de foto.
Na mijn welkomstwoord vertelde de voorzitter van de Historische Kring Berckhout Bobeldyc Michael van Beek iets over de geschiedenis van Berkhout en Bobeldijk en over de historische kring.
In mijn openingstoespraak maakte ik melding van de instelling van een tweetal commissies.
Het betreft een jubileumcommissie die de viering van het 100-jarig bestaan van de vereniging in 2024 moet gaan voorbereiden en een commissie die zich moet gaan buigen over de toekomst van het Westfries Genootschap. Er is aanleiding tot zorg. Het ledental van onze vereniging neemt jaarlijks sterk af. Er is sprake van vergrijzing, niet alleen bij de leden maar ook bij het bestuur. Ledenbijeenkomsten trekken minder bezoekers dan voorheen en het wordt steeds moeilijker om voldoende bestuursleden en vrijwilligers te vinden. Het lukt ons ook niet meer om aan alle doelstellingen van het Westfries Genootschap te voldoen. We hebben zelf bijna geen mogelijkheden meer om ons in te zetten voor het landschap en de monumenten van Westfriesland. We zijn hiervoor aangewezen op andere organisaties, met name Heemschut.
Hoewel het geld nog niet het grootste probleem is, krijgen we als gevolg van dalende inkomsten en stijgende kosten steeds meer te maken met financiële tekorten. Gelukkig heeft de vereniging nog de nodige reserves.
Na mijn openingstoespraak volgde de uitreiking van de Westfrieslandprijs. Dit jaar was dat in de categorie folklore. Namens Stichting Volksvermaak Wadway namen Monique Besseling en John Tool de bij de prijs behorende oorkonde en de symbolische cheque van € 1.000 in ontvangst.
Daarna volgden de gebruikelijke onderwerpen zoals de goedkeuring van de diverse verslagen.
De bestuursleden Annet Staal en Kees Kreuk werden herbenoemd. Helaas moesten we na twaalf jaar afscheid nemen van ons bestuurslid Anneke Helder. Door haar afscheid is een vacature in het bestuur ontstaan. Het bestuur is naarstig op zoek naar een opvolger voor Anneke, maar dat is geen eenvoudige opgave.
De vergadering werd besloten met een optreden van Muziekvereniging Volharding uit Berkhout. De muziekkeuze en de vertolking daarvan vielen goed in de smaak.
Na de lunch in Café de Ridder was het tijd voor de excursies. Een excursie ging naar Etersheim met een bezoek aan het Schooltje van Dik Trom en de Etersheimer Braak, het laagste punt van Noord-Holland. Daar werden de molen, het mini-museum voor archeologie De Waterwolf en het bezoekerscentrum De Breek bezocht.
Bezoek aan het museumgemaal bij Oudendijk. Foto Anneke Helder.
De tweede excursie ging naar Oudendijk met een bezoek aan de biologische melkveehouderij van Brigit Bakels. Dit bedrijf is ook een kleinschalige zorgboerderij. Verder werd het aan de overkant gelegen museumgemaal aan de Beetskoogkade met een bezoek vereerd.
Voor de excursies naar Etersheim en Oudendijk werd één bus ingezet. Het vervoer stuitte door de smalle wegen en de grootte van de bus op de nodige hindernissen, waardoor er vertragingen ontstonden.
De derde excursie ging met een door een grote trekker getrokken huifkar naar de André Hoeve in Spierdijk. Dit is een melkveehouderij annex zorgboerderij. Daar volgde een rondleiding op het bedrijf met een uitleg over de activiteiten. Bezienswaardig is de zogenaamde Conostal. Deze is voorzien van een skybox en er is een boerderijwinkel waar Beemster kaas en streekproducten verkocht worden. Bij het ontwerp en de bouw van deze stal is gestreefd naar een goede landschappelijke inpassing, duurzaamheid en dierenwelzijn. Er is veel aandacht besteed aan het zorgvuldig omgaan met het milieu. Deze stal was in 2021 een van de vijf genomineerde gebouwen voor de verkiezing van het mooiste bedrijfsgebouw van Westfriesland en kwam als tweede uit de bus.
Na afloop van de excursies was er nog gelegenheid om in Café de Ridder onder het genot van een drankje na te praten. Een kleine groep leden nam daarna in het café nog deel aan het diner, dat geserveerd werd in de vorm van een buffet.
Daarmee werd een zonnige en geslaagde Westfriezendag afgesloten. We kijken al weer uit naar volgend jaar!
Jan Smit
De Westfrieslandprijs wordt jaarlijks uitgereikt aan een groep, persoon of instelling die zich bijzonder inzet gedurende een reeks van jaren voor cultuurbehoud, historisch besef of het ontwikkelen van beleid of initiatieven binnen het werkgebied van en passend bij de doelstellingen van het Westfries Genootschap.
Tijdens de Westfriezendag op zaterdag 3 september in Berkhout mocht ik de Westfrieslandprijs 2022 uitreiken.
Dit jaar is gekozen voor een kandidaat in de categorie ‘Folklore’.
Wat is dat eigenlijk folklore? Van Dale, het Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, omschrijft dat als volgt.
1. De gezamenlijke oude zeden en gebruiken, volksoverleveringen, het bijgeloof en de vooroordelen als volkscultuurverschijnsel, of wel volkscultuur.
2. De leer of de studie van de folklore.
3. Het geheel van eigenaardigheden zonder veel belang, pittoreske franje, de merkwaardige randverschijnselen van iets.
Al met al krijgt folklore of volkscultuur een wat negatieve klank, iets waar wat meewarig over gesproken wordt. Jammer, want ik denk dat veel verschijningsvormen van wat we folklore noemen de moeite waard zijn om te behouden en er zijn ook veel dingen waar we aan hechten of trots op zijn. Denk bijvoorbeeld aan het in ere houden van de streekdracht en tradities als het geven van een Abraham of Sara als iemand vijftig jaar wordt.
Folklore geeft kleur aan het leven. We zouden de tien Westfriese donderdagen in Schagen waar de Westfriese folklore over het voetlicht wordt gebracht niet graag missen.
De omschrijving die Van Dale geeft van volkscultuur spreekt mij meer aan. Na een verwijzing naar het woord folklore, staat er het volgende; de gezamenlijke cultuuruitingen van het volk, met inbegrip van populaire muziek, sport, uitingen van huisvlijt en nijverheid, folklore en dergelijke die de identiteit van dat volk belichamen.
Met cultuur en folklore dragen we uit wie we zijn, wat onze achtergrond is en waar we bij willen horen of voor willen staan.
Een belangrijk aspect van cultuur en folklore is dat het verworvenheden zijn die het best tot hun recht komen als ze samen gedeeld, uitgedragen en beleefd worden. Ze zijn geen privé bezit. Cultuur en folklore verrijken het leven en dragen bij aan onderlinge verbondenheid.
In onze tijd van verzakelijking, mechanisering, automatisering en robotisering is aandacht voor onze medemens en onze leefomgeving van heel groot belang. Wij moeten ons verenigingsleven koesteren en zuinig zijn op organisaties zoals carnavalsverenigingen, harddraverijverenigingen, Oranjecomités en soortgelijke verenigingen. Zij zorgen voor onderlinge verbondenheid in buurten, dorpen en steden en daarmee komt ook sociale aspecten als de leefbaarheid van het platteland in het vizier. Vooral als uit een plaats veel voorzieningen verdwijnen is het van belang dat mensen elkaar kennen, respecteren, waarderen en als het nodig is helpen.
Winnaar van de Westfrieslandprijs 2022 is Stichting Volksvermaak Wadway.
Deze stichting heeft volgens de inschrijving bij het Handelsregister ten doel het organiseren van activiteiten tijdens de jaarlijkse kermis en andere gelegenheden. Activiteiten die al vanaf 1926 worden georganiseerd. De aanleiding om daarmee te beginnen was de opheffing van de openbare school in Wadway in mei 1926 en de beëindiging van de activiteiten van de harddraverijvereniging Prins Hendrik. Na de sluiting van de school moesten de kinderen in het vervolg naar Spanbroek of Wognum naar school. Door deze oorzaken dreigde het sociale verband in het dorp weg te vallen. Tijdens de kermis moest er daarom in het vervolg iets georganiseerd worden voor jong en oud in het zogenaamde kermisgebied van Wadway.
Niet alleen wordt er tijdens het kermisweekend van alles georganiseerd, er zijn ook een Sinterklaasviering, een nieuwjaarsreceptie en er is aandacht voor het lief en leed van de inwoners. In 2006 kwam de dorpsvlag, in 2011 een boek met daarin de portretten en verhalen van de inwoners van het dorp en in 2011 een echt magazine. In 2021 zijn ter gelegenheid van het 95-jarig bestaan veertien fotoborden bij huizen in het dorp geplaatst met een foto van de situatie van ongeveer een eeuw geleden. Dit jaar vierde men het duizendjarig bestaan van Wadway. Daarbij speelde de stichting ook een grote rol.
Op de oorkonde die bij de toekenning van deze prijs hoort, staat het volgende:
Het bestuur van het Westfries Genootschap heeft besloten de Westfrieslandprijs 2022 toe te kennen aan Stichting Volksvermaak Wadway. Door het organiseren van culturele en andere activiteiten draagt de stichting al bijna een eeuw in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid in de Westfriese plattelandsgemeenschap waar zij werkzaam is.
Bij de Westfrieslandprijs hoort niet alleen een oorkonde, maar ook een geldbedrag van € 1.000. De bijbehorende symbolische cheque mocht ik eveneens overhandigen.
Ten slotte bedankte John Tool, voorzitter van Stichting Volksvermaak Wadway voor de eer die de stichting te beurt is gevallen.
Jan Smit
De uitreiking van het eerste jaarboek van het Westfries Genootschap is alle jaren een hoogtepunt voor het bestuur en de redactiecommissie. Op zaterdag 25 juni kwam een aantal genodigden bijeen in de kerk van de Protestantse Gemeente het Vierkant in Wognum.
Na mijn openingswoord vertelde Lourens Schuijtemaker over zijn onderzoek naar de herkomst van een groep Hollanders die begin zestiende eeuw op uitnodiging van de Deense koning naar het eiland Amager in Denemarken emigreerde om daar de teelt van groenten en fruit naar een hoger plan te tillen. Lange tijd was onduidelijk waar deze mensen vandaan kwamen. Waren het Vlamingen, Waterlanders of Westfriezen? Op basis van zijn onderzoek is Lourens tot de conclusie gekomen dat het Westfriezen waren uit het rechtsgebied van de stad Hoorn.
Lourens is in het dagelijks leven wiskundeleraar, maar heeft ook geschiedenis gestudeerd en hij publiceert veel over onze regionale geschiedenis. Het jaarboek van het Westfries Genootschap is een van de uitgaven waarin artikelen van zijn hand verschijnen. In het ‘Ten geleide’ bij het jaarboek 2017 schreef de redactiecommissie het volgende: ‘Wij verwelkomen een gloednieuwe auteur, Lourens Schuijtemaker uit Grosthuizen. Hij is een kleinzoon van een van onze ereleden. Dirk Schuijtemaker’. In dat jaar verscheen het artikel ‘Stedelijke weides in de periode 1500-1800’. Het is een samenvatting van de scriptie die Lourens schreef in het kader van de bachelor opleiding. Het onderzoek dat daaraan ten grondslag lag leverde een schat aan gegevens op over het bezit aan landbouwgrond van stedelingen in Westfriesland tussen 1500 en 1800. Hierbij koppelde Lourens de veranderingen in het grondbezit op het Westfriese platteland aan de economische gesteldheid van de agrarische sector. Dit leverde een duidelijk beeld op van hoe de landbouw in onze omgeving zich ontwikkelde.
In 2019 verscheen het artikel ‘De achttiende-eeuwse veepest in Oostelijk West-Friesland’ Dit artikel is gebaseerd op het onderzoek voor zijn masterscriptie ‘Koeien, kaas, kentering, de agrarische geschiedenis van Oostelijk West-Friesland tot 1811’. In het jaarboek beschreef hij de rampzalige gevolgen van de veepest voor de Westfriese boerenstand. Voor velen was deze gevreesde veeziekte een kwestie van overleven of opgeven van het bedrijf.
In 2021 werden we verblijd met twee artikelen. ‘Van één naar twee dorpen: het ontstaan van Grosthuizen en Oudendijk’ en ‘Een sock met oud anijssaadt: de tuinbouw van Stede Grootebroek (tot en met Napoleon)’.
Dit jaar bevat het jaarboek weer een artikel van Lourens en wel: ‘Vele vaandels en een vliegende Draeck: de Nederlandse Opstand in Koggenland’.
Iemand die zoveel interessante artikelen voor het jaarboek schrijft, verdient het om een keer in het zonnetje gezet te worden. Dat gebeurde door middel van het overhandigen van het eerste jaarboek aan deze jonge schrijver. Daarbij heb ik de wens uitgesproken dat onze vereniging ook in de toekomst van Lourens zijn grote belangstelling voor de regionale cultuurhistorie zal mogen profiteren.
Daarna mocht ik de redactieleden en uitgever Frenk Dieke bedanken voor hun werk.
Voor Frenk Dieke en vormgever Marc Elsendoorn is dit al weer het tiende jaarboek waaraan zij hebben gewerkt.
Dit jaar bestaat de Historische Stichting De Cromme Leeck 25 jaar. Het werkgebied van deze stichting omvat de plaatsen Nibbixwoud, Wognum en Zwaagdijk-West. De stichting is vernoemd naar de voormalige veenrivier de Kromme Leek. Het is een van de oudste nog aanwezige landschapselementen in deze streek. De Kromme Leek loopt vanaf de Baarsdorpermeer langs de drie genoemde dorpen richting Medemblik in het oosten.
In het kader van haar jubileum heeft Stichting De Cromme Leeck aan Stichting Projector gevraagd opnamen te maken van het stroomgebied van het voormalige veenriviertje. Deze beelden werden als afsluiting van het officiële gedeelte vertoond.
Tijdens het nuttigen van een hapje en een drankje kon nog even worden nagepraat over de geslaagde bijeenkomst.
Na heel veel jaren kunnen we voor het inpakken en verzendklaar maken van de jaarboeken niet meer terecht bij ons oud-bestuurslid Pieter de Boer in Zuid-Scharwoude. Het werd voor hem steeds lastiger om in de bedrijfsruimte van Wijndomein De Koen plaats te maken voor het inpakwerk van het Westfries Genootschap. Hij heeft daarom gevraagd op zoek te gaan naar een andere ruimte. Gelukkig kunnen we vanaf dit jaar bij Andries Smit in Medemblik. terecht. Met een groepje vrijwilligers hebben we daar op woensdag 29 juni het jaarboek ingepakt.
Jan Smit
Op zaterdag 11 juni werd de traditionele slotmiddag van de commissie Kap en Dek gehouden.
Als gevolg van de coronapandemie kon dit evenement in 2021 niet doorgaan en kon de kostuumcursus van het seizoen 2021/2022 pas op 31 januari 2022 beginnen.
Het was dus niet mogelijk om de traditionele slotmiddag al in februari te houden. Daarom werd door de commissie besloten dit in juni te doen. Bovendien werd voor een andere locatie gekozen. Partycentrum De Ridder in Berkhout werd verruild voor Dorpshuis De Vang in Benningbroek. De commissie hoopte dat een andere locatie ook een nieuwe impuls aan de kostuumshow en de veiling zou geven. Helaas viel de opkomst van het publiek enigszins tegen en gingen velen al voor het einde van de middag weer weg.
Na het welkomstwoord van commissievoorzitter Barbara Zweet-Donker, mocht ik als voorzitter van het Westfries Genootschap enkele woorden spreken.
Eén van de belangrijkste taken van het Westfries Genootschap is het onder de aandacht houden van de cultuurhistorie van Westfriesland. De streekdracht leent zich daar heel goed voor. Daarbij speelt beleving een grote rol.
Dertig jaar terug had ik een bijzondere ervaring. Toen mijn vrouw Marijke een Westfries kostuum wilde maken, gingen wij op zaterdag naar de stoffenwinkel van Stegeman in Rouveen in de buurt van Staphorst. Terwijl zij in de rekken aan het snuffelen was, keek ik uit het raam en zag buiten diverse vrouwen die in Staphorster dracht aan het werk waren. Ramen lappen, straat vegen: bezigheden om er voor te zorgen dat alles er voor de zondag netjes uitzag. Een bijzondere ervaring, die mij terug deed denken aan vroeger toen ook bij ons streekdracht niet alleen folklore was. Uit overlevering weet ik dat de opoe van mijn vader, Trijntje van Asselt die in 1939 overleed, nog het boerenhoedje en de Westfriese kap met oorijzer droeg. Ik heb ook nog foto's van haar.
Hoe interesseer je mensen anno 2022 voor cultuurhistorie? Door er over te vertellen, door er les in te geven, het zichtbaar te maken en mensen de kans te geven er zelf ook iets mee te doen. Zo zag ik een tijdje terug op de televisie beelden van een veiling op Urk waar bij de Urker dracht behorende kleding en sieraden verkocht werden. Dit met het oog op de Urker dag, de zaterdag voor Pinksteren die in het teken staat van de folklore en tradities. Een goede zaak om op deze manier de klederdracht onder de aandacht te houden. In Westfriesland doen wij dat ook met de kostuumshow, de veiling, de Westfriezendag en de Westfriese marktdagen in Schagen.
Voorafgaand aan de kostuumshow werden nog enkele mensen in het zonnetje gezet. Als eerste Sip Haakma die al 35 jaar assisteert bij de veiling en vervolgens Trudy Schouwe die onlangs gestopt is als lid van de commissie.
Bij de kostuumshow toonden vier dames een Westfries kostuum gemaakt naar voorbeelden uit de periode 1880-1910. Een cursiste had een fietspak gemaakt naar een model uit 1895.
Commissielid Ingrid Strijbis, tevens een van de twee cursusleidsters, gaf een toelichting op de getoonde creaties. Aan het einde van de show volgde een welgemeend en verdiend applaus voor de cursisten. Deze waardering komt ook toe aan de cursusleidsters.
Na de pauze begon de veiling van kleding, sieraden, antiek en curiosa onder leiding van veilingmeester Ronald de Groot. Deze kweet zich met verve van zijn taak. Het is geen sinecure om in één middag 150 kavels te veilen. Kleding, hullen, kappenkanten en curiosa konden vaak alleen tegen lage prijzen verkocht worden. Een gunstige uitzondering vormde een spiegeldamasten rok uit de periode 1780-1800. Met de verkoop van oorijzers en een deel van de sieraden ging het beter. Ondanks de matige bezetting van de zaal werd er op sommige objecten door meerdere mensen actief geboden.
Alles overziende is het goed dat de commissie Kap en Dek na alle coronaperikelen de draad weer heeft opgepakt. Een woord van dank voor deze actieve commissie is dan ook op zijn plaats.
Jan Smit
Op zaterdag 14 mei werd op de Nationale Molen- en Gemalendag de voorjaarsstreekmiddag gehouden in het Nederlands Stoommachinemuseum te Medemblik. Tijdens de Westfriezendag in Enkhuizen werd de Westfrieslandprijs 2019 uitgereikt aan dit museum dat in 1985 onderdak vond in het voormalige stoomgemaal Vier Noorder Koggen.
In zijn dankwoord nodigde directeur Harry de Bles ons uit om een kijkje in het museum te komen nemen. Plannen om dat in 2020 of 2021 te doen konden niet gerealiseerd worden als gevolg van de coronacrisis. Nu kon de schade worden ingehaald. Na woorden van welkom van mij als voorzitter van het Westfries Genootschap en museumdirecteur Harry de Bles, volgde een lezing van Rob Bes, de jongste medewerker van het museum en vierdejaarsstudent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verzorgt al jaren rondleidingen en demonstraties in het museum en is de samensteller van de tentoonstelling ‘Pompen voor de Polder’. Over dit onderwerp ging ook zijn lezing die hij met enthousiasme hield. Onderwerpen waren onder andere de strijd tegen het zeewater, de inzet van molens en het stoomgemaal voor de afvoer van overtollig water uit het achterland, de rol van waterschappen, de bouwgeschiedenis van het stoomgemaal en het ontstaan van het museum.
Na afloop van de lezing gingen de ruim vijftig bezoekers in vier groepjes onder leiding van gidsen door het museum. De tijd was te kort om alles te zien. Het museum beschikt niet alleen een indrukwekkende verzameling echte stoommachines, maar ook over een collectie modellen van stoommachines. Een deel van de collectie, waaronder een baggermolen, bevindt zich buiten.
Een van de gidsen was Jan Evers die zelf nog op stoomschepen heeft gevaren en al lang een van de vele vrijwilligers is bij het museum. Hij verzorgde onder andere de basisregistratie van de collectie. Evers vertelde over de rol van James Watt bij de uitvinding van de stoommachine. Hij legde uit dat Watt niet de eerste was die de techniek van stoom toepaste, maar dat hij verbeteringen op de eerder uitgevonden stoommachine aanbracht en patent aanvroeg. Interessant was ook om het verschil te zien tussen machines die gebruikt werden in schepen (een verticale opbouw) en machines die gebruikt werden voor toepassingen op het land (horizontale opbouw).
Onvermijdelijk roept de prachtige collectie nostalgische gevoelens op en bewondering voor het technisch vernuft van de stoommachines.
Toch mogen we de zware omstandigheden waaronder het werk gedaan moest worden niet vergeten. Op de vraag hoe het voor de bemanning van een stoomschip was om met een stoommachine te werken was het antwoord van Evers kort samengevat: ‘Heel zwaar’. Dat gold vooral voor het personeel dat onderin aan het werk was. Het was daar ongeveer tien graden warmer dan de buitentemperatuur. In de tropen was de hitte bijna ondragelijk. Veel water drinken en voldoende zout gebruiken waren heel belangrijk. Velen waren al op jonge leeftijd door het ongezonde en zware werk ‘versleten’.
Na de rondleidingen werd de geslaagde en gezellige voorjaarsstreekmiddag afgesloten met een hapje en een drankje.
Jan Smit
Molen Ceres aan de Broekerhavenweg in Bovenkarspel heeft een bewogen geschiedenis.
De molen is oorspronkelijk gebouwd in 1618 in Wormerveer als eerste oliemolen en stond later bekend als De Oude Oliemolen. In 1635 werd de molen verplaatst naar Zaandijk en kreeg de naam De Oude Haas omdat hij aan het Hazepad stond. In 1848/1849 is de achtkante stellingmolen verplaatst naar Broekerhaven en ingericht als koren- en pelmolen met als naam De Haas. In 1908 werd de molen gekocht door landbouwcorporatie Ceres. Deze liet op de baard van de molen de naam Ceres schilderen. Tot 1968 werd hier graan tot veevoer gemalen, eerst met behulp van windkracht, later elektrisch. Na 1968 kwam het veevoer uit een fabriek in Hoorn. In 1986 werd Stichting De Westfriese Molens eigenaar. De onderhoudstoestand van de molen was toen slecht.
Van 1992 tot 1998 werd de molen met hulp van veel vrijwilligers gerestaureerd. Daarna was deze weer maalvaardig en er werd weer graan gemalen. Op oudejaarsavond 2019 sloeg het noodlot toe. De molen werd geraakt door vuurwerk en door brand grotendeels verwoest. De verslagenheid was groot. Gelukkig bleek dat door het adequate optreden van de brandweer de constructie van hetgeen na de brand was overgebleven voldoende sterk was om als basis te dienen voor het herstel van de molen. Een ingrijpend, veelomvattend en kostbaar werk. Een project dat slaagde dankzij de inzet van het bestuur van de stichting, deskundige molenmakers en andere bedrijven en veel enthousiaste vrijwilligers. Subsidies, sponsorbijdragen van bedrijven, giften van particulieren, de Bankgiroloterij Molenprijs en verzekeringsgelden zorgden ervoor dat de benodigde financiële middelen op tafel kwamen. Veel leden van het Westfries Genootschap stemden bij de verkiezing voor de prijs op molen Ceres.
Na twee jaar hard werken was de molen weer maalvaardig. Op 18 maart 2022 werd de molen officieel weer heropend. Het was een feestelijke en zonnige dag. De molen was versierd met vlaggen en bij veel huizen in de buurt wapperde de Nederlandse driekleur, soms met een oranje wimpel erbij.
De officiële heropeningshandeling werd verricht door Prinses Beatrix, de beschermvrouw van Vereniging De Hollandsche Molen. Zij deed dat samen met de negenjarige Rens Hovenier, die met zijn skelter statiegeldflessen had ingezameld en zo bij elkaar € 3.300 bij elkaar bracht ten behoeve van de restauratie van de Ceres.
Voorafgaande hieraan stonden voorzitter Kasper Gutter en burgemeester Ronald Wortelboer van de gemeente Stedebroec stil bij de gebeurtenissen in de oudejaarsnacht van 2019 en de restauratie. Voorzitter Nico Papineau Salm van Vereniging De Hollandsche Molen feliciteerde het bestuur en de vrijwilligers en overhandigde een barometer, in deze moderne tijd bij molenaars nog steeds een geliefd instrument om het weer in de gaten te houden.
Beatrix en Rens lichtten samen de vang. De wieken gingen draaien en tegelijkertijd werd de gedenksteen bij de ingang van de molen onthuld.
Nadat Beatrix de molen en de fotoexpositie had bezocht en met diverse bezoekers had gesproken, vertrok zij weer per auto met chauffeur en haar begeleiding.
Na afloop konden belangstellenden de molen bezoeken. De sporen van de brand zijn hier en daar nog zichtbaar. Bewaard gebleven houten onderdelen zijn nog steeds zwart, ondanks dat deze door vrijwilligers zorgvuldig zijn schoongemaakt.
Eerder waren de vrijwilligers die veel werk hebben verzet bij de restauratie gehuldigd. Johan Ooijevaar en Joop Roersma werden benoemd tot lid in de Orde van Oranje Nassau. Zeven anderen kregen uit handen van burgemeester Ronald Wortelboer een gemeentelijke onderscheiding.
Op de gedenksteen bij de ingang staat het volgende:
Jan Smit