Romeinse vondsten in turfschuur
Aan de Westfriesedijk 66/66b in Kolhorn staat een stel zwart geteerde schuren van gepotdekselde ruwhouten planken. Zo op het oog niets bijzonders, maar in die schuren, waar ruim honderd jaar geleden nog droge turven werden opgeslagen, ligt nu de erfenis van het rijke verleden van het dorp en zijn omgeving.
Interieur van het Erfgoedcentrum OpZeeLand met in de vitrines allerlei soorten gebruiksaardewerk uit vorige eeuwen. Het museum opende in 2004 de deuren voor het publiek en is gehuisvest in één van de voormalige turfschuren aan de Westfriesedijk. (Foto TM)
In museum De Turfschuur worden de herinneringen aan Kolhorn als vissersdorp levend gehouden. In het naastgelegen erfgoedcentrum OpZeeland zijn vele archeologische vondsten te bewonderen. Met daarbij een unieke collectie voorwerpen die uit de Romeinse Tijd dateren.
In de vitrines staan prachtig gevormde potten en schalen van bruin of zwart glanzend gepolijst aardewerk, benen gebruiksvoorwerpen en hier en daar een scherfje ‘echt’ Romeins aardewerk, een munt, dan wel een mantelspeld.
Magere oogst
Deze oogst lijkt wat mager, maar dat is te verwachten in dit deel van Nederland dat immers ten noorden van de Romeinse grens was gelegen. De Rijn vormde de scheidingslijn en die grens werd streng bewaakt; men duldde zelfs geen inheemse bewoning in een brede strook ten noorden ervan.
De Friezen – hun woongebied was het huidige Holland en Friesland – trokken zich aanvankelijk niet zoveel aan van de Romeinen die zij in 27 na Christus flinke klappen hadden gegeven. Deze korte oorlog leidde er zelfs toe dat de grens van Velsen, waar een Romeins kamp was, werd verlegd naar het veel zuidelijker gelegen Katwijk.
Het is dus niet zo vreemd dat er niet meteen werd gehandeld met de Romeinen – dat kwam pas later toen de oorlog uit de hoofden van de Friezen was verdwenen. De Romeinen bezaten mooi versierd aardewerk, glas, bewerkt goud en veel dingen meer die de Friezen niet hadden en ook niet konden maken. Wat de Friezen wel konden, was mooie wollen stoffen weven en ijzeren voorwerpen smeden uit het moerasijzererts dat ze dolven in de uitgestrekte veengebieden waar ze woonden. Door deze ruilhandel zijn de Romeinse voorwerpen terecht gekomen in de Friese nederzettingen.
Friese cultuur
De Friese cultuur was echter geenszins ondergeschikt aan die van de Romeinen, ze was slechts anders. In ieder geval dichter bij de natuur en dichter bij huis. De vrouwen hadden in die cultuur wel een grote inbreng: zij maakten het aardewerk, zij bewerkten de ruwe wol tot prachtig gekleurde mantels, die zelfs in Rome werden gedragen. De mannen werkten op de akkers, bouwden de huizen. Ze speelden ook spelletjes, bijvoorbeeld met zelfgemaakte benen dobbelstenen.
Allesoverheersend was hun geloof in de krachten van de natuur en de terugkeer van de seizoenen voor het zaaien en oogsten. In diepe kuilen in de grond werden voorwerpen geplaatst die een goed en geregeld leven met die natuur moesten afdwingen. Die kuilen vormden patronen op de grond waarmee de voortgang van de tijd in de nachthemel kon worden afgelezen, als een soort nachtelijke zonnewijzer.
Deze eigen cultuur van de Friezen en de afstand tot de toenmalige grens van het Romeinse Rijk zullen er de oorzaak van zijn dat erin de kop van Noord-Holland betrekkelijk weinig Romeinse vondsten in de museumvitrines terecht zijn gekomen.
Boven op de Westfriesedijk in Kolhorn staan de schuren, waar de turf werd opgeslagen en later overgebracht in kleinere scheepjes. In de gerestaureerde turfschuur op de voorgrond werd Museum ‘de Turfschuur’ gehuisvest, erachter is nog net een stukje te zien van het Erfgoedcentrum OpZeeLand. (Foto TM)