Verkavelen of verpauperen

Een eerbewijs aan de vele duizenden tuinders die eeuwenlang per schuit hun weg vonden door duizenden slootjes en sloten naar hun akkertjes. Dat is het standbeeld van de kloetende tuinder in het centrum van Sint Pancras. Het klinkt romantisch: het Rijk der Duizend Eilanden voor het Geestmerambacht. Maar het was heel ‘prozaïsch’: vroeg op, soms lang varen voor hard en zwaar werk, midden in de polder, op vaak meer dan één te klein perceel.


Beeld van de kloetende tuinder van beeldhouwer John Bier bij De Molenhoeve in Sint Pancras. Het beeld is een schenking van het Kossen-Leyenfonds en werd in 2001 onthuld door Siem Wognum. (Foto TM)

Sinds 1924 worden er in Nederland ruilverkavelingen uitgevoerd met als belangrijkste doel om door middel van herindeling en herinrichting van een bepaald gebied de productieomstandigheden voor de agrarische bedrijven te verbeteren. Niet alleen ten dienste van de agrariër maar in toenemende mate ook ten dienste van de burger want veelal verbetert de infrastructuur van het gehele gebied, de ontsluiting, de ontwatering en komen er mogelijkheden voor woningbouw, natuur en recreatie. Al in de jaren dertig waren er vooraanstaande tuinders die pleidooien hielden en plannen maakten om gebieden als het Geestmerambacht en Het Grootslag onder een ruilverkaveling te brengen. Het omzetten van een vaarpolder in een rijpolder was geboden om op den duur verpaupering van de tuinderstand tegen te gaan, zo betoogden ze.

Grote ruilverkavelingen

Pieter Zeeman uit Zuid-Scharwoude was zo'n man, een tuinder en bestuurder die in 1935 al een plan maakte voor de ruilverkaveling van het Geestmerambacht. Hij bracht een proces op gang dat er toe leidde dat op 23 december 1964 in de grote neerzethal van de veiling Noord-Scharwoude ongeveer zevenhonderd mensen aanwezig waren om getuige te zijn van de stemming over de verkaveling (ongeveer 5.300 hectare).
De verkaveling werd aangenomen met 97,5 procent van de stemmen vóór. Men begon in 1968 en in 1980 was de verkaveling formeel afgehandeld. Bij de start waren er ongeveer 16.000 kadastrale percelen, na afloop nog maar 6.712. Verder werden er 1,3 miljoen bomen geplant. De plas van zeventig hectare, ontstaan door de zandwinning voor het dempen van sloten, werd opgenomen in het recreatiegebied Geestmerambacht, dat 285 hectare groot is. Het Oosterdelgebied werd buiten de verkaveling gehouden als herinnering aan het verleden.

Het maken van een kloet

Ze werden gemaakt van Noorse fijnsparren met een lengte van dertien of veertien voet (3,70 tot vier meter): ‘aan het dunne einde ca 3 cm doorsnede en aan het dikke einde ca 6 cm. Deze sparren werden van de bast ontdaan, alle uitstekende noesten afgehakt … vervolgens op de werkbank vastgestoten in een getande stalen haak en daarna met een “voorloper” (een lang model schaaf) op dikte en in model geschaafd … en met een holstaafje geheel rond gemaakt.
Echt winterwerk … Wanneer de spar was geschaafd werd er aan het ondereinde een flint bevestigd en aan het boveneinde een hilt …’ Het maken van een kloet was niet zo maar wat. Hoe ligt 'ie in de hand, hoe draait 'íe. Bij het kloeten staat de schipper altijd achterin zijn boot met zijn rug in de wind gekeerd waarbij zijn hand, tegengesteld aan de kant waar hij staat, het onderste gedeelte van de kloet bestuurd.

(Uit: M. Kuiper, Een kijkje in de geschiedenis van Langedijk)

Grote ruilverkavelingen: Grootslag

De ruilverkaveling Het Grootslag omvatte ruim 6.100 hectare. Daarover was men minder eensgezind. Felle voorstanders vonden emotionele tegenstanders tegenover zich. Er vormde zich zelfs een Vereniging tot Structuurbehoud. Die bestond voor een belangrijk deel, doch niet uitsluitend, uit tegenstanders van de ruilverkaveling. Zij zagen de ruilverkaveling als een groot gevaar voor de structuur van de grond en als een te zware belasting voor hun bedrijf. Eenderde van de tuinders verwachtte dat de afstand van de ‘bouw’ tot de sloten te groot zou worden. ‘Kavels van 500 tot 600 meter breed zijn funest voor de bloemkool’, was een uitspraak in een enquête die in 1969 werd gehouden. De stemming vond plaats op 11 december 1969 en toen stemde toch 81,7 procent van de grondeigenaren voor. In 1979 trokken de machines zich terug uit de polder en was de tuinder weer baas op zijn nieuwe land.
In beide gebieden ontwikkelde zich, mede dankzij de verkaveling, een moderne tuinbouw die steeds bij de tijd is gebleven.