Het zeker stellen van have en goed

Cornelisz Jansz. Eecen uit Oudkarspel kocht in 1816 de Bataafse Brandwaarborg maatschappij uit Den Haag op. Hij had geconstateerd dat er in Noord-Holland vrijwel geen brandverzekering bestond terwijl het risico van brand toch erg groot was. Eecen zette zijn maatschappij om in de Noordhollandsche Brandwaarborg Maatschappij ofwel de Noordhollandsche van 1816. Het oude kantoorgebouw van deze verzekeringsmaatschappij dateert uit 1874 en staat aan de Dorpsstraat 966 in Oudkarspel.


Het oude pand van De Noordhollandsche Brandwaarborgmaatschappij aan de Dorpsstraat. Het pand is fraai en met zorg geïntegreerd met de moderne aanbouw aan de linkerzijde. (Foto TM)

Cornelis Jansz. Eecen, in 1761 geboren in Schagen, legde in 1796 in Oudkarspel, als turfhandelaar, verscheper en timmerman, de basis voor wat nu de Koninklijke Houthandel Eecen BV heet. De Noordhollandsche van 1816 was een onderlinge verzekeringsmaatschappij, dus door de deelnemers werd jaarlijks geld bijeengebracht om brandschade te vergoeden. In de eerste wetten van de Brandwaarborg maatschappij van 5 oktober 1816 stond het volgende over de aanleiding om tot een verzekering over te gaan:
‘Onder die nuttige inrigtingen in een geregelde Maatschappij, bekleedt die der Brand waarborging zonder twijfel, een voorname plaats… Dan wien moet het niet grootelijks bevreemden dat, schoon in alle oorden onzes vaderlands zoodanige Brandwaarborg Maatschappijen zijn opgerigt, in Noord-Holland echter, schaars zoodanige inrichting is daar gesteld. Onze verwondering in dezen moet nog grooter worden, wanneer wij opmerken… het verbazend groot aantal van watermolens, die voor het droog houden der vruchtbaarste landerijen, in den volstrekten zin onontbeerlijk zijn, en van een nog grooter aantal hier en daar verspreide boerenwoningen, voor dewelke eene waarborging hoogst belangrijk is’. Beperkte men zich aanvankelijk tot de verzekering van gebouwen, later (onder de directie van Gerbrand Eecen) werden ook roerende goederen verzekerd. Steeds op onderlinge basis. Tot 1896. Toen ging De Noordhollandsche over het gehele land werken en werd er ook verzekerd tegen een vaste premie. In 1999 overschreed de maatschappij de omzetgrens van 100 miljoen gulden en in 2008 werden levensverzekeringen aan het pakket toegevoegd.

Hagel, weer en wild

In het begin van de jaren vijftig was er in de verschillende fruitgebieden catastrofale hagelschade. Veel fruittelers waren hiertegen niet verzekerd. Er bestonden toen al regionale onderlinge fruittelers-hagelverzekeringsmaatschappijen maar die gaven geen landelijke oplossing. Vandaar dat de Nederlandse Fruitteelt Organisatie (NFO) op 1 mei 1953 de Onderlinge Fruittelers Hagelschade Herverzekering Maatschappij (OFHHM) oprichtte. Net op tijd want al in het tweede jaar was er schade van grote omvang en de reassurandeur moest dik betalen.
Na de inwerkingtreding in 1966 van de Wet op het Schadeverzekeringsbedrijf werd de OFHHM in 1970 omgezet in de Onderlinge Fruittelers Hagelverzekeringsmaatschappij (OFH). De OFH bestaat nog steeds. Omdat de premie tot de grootste kostenposten voor de teler behoort en er de laatste jaren steeds meer zware hagelbuien vallen, zoekt men naar mogelijkheden om het risico te beperken door middel van hagelkanonnen en hagelnetten. De OFH verzekert ook vollegrondsgroenten. Voor bloembollen bestaat een aparte onderlinge verzekering. In aantocht is een nieuwe ‘Brede Weerverzekering’ waarbij de bestaande hagelverzekering wordt uitgebreid met calamiteiten als extreme wateroverlast, storm en nachtvorst. Voor wildschade bestaat geen verzekering, daarvoor kan de tuinder een beroep doen op de overheid.