Via de kolfbaan naar de veiling

De geschiedenis van hotel-restaurant Het Roode Hert aan de Hoofdstraat 235 in Bovenkarspel begint rond 1595. Het was toen een herberg aan de weg tussen Hoorn en Enkhuizen. In 1923 werd Het Roode Hert, als één van de oudste etablissementen in West-Friesland, gekoppeld aan de oudste coöperatieve bloembollenveiling van Nederland in diezelfde plaats. De eigenaresse van het café bedong daarbij onder meer dat men alleen via de kolfbaan in het veilinggebouw kan komen.


Café ‘Het Roode Hert’ aan de Hoofdstraat van Bovenkarspel. Het pand is tevens hotel en heeft een restaurant dat bekend staat om zijn Franse keuken. (Foto TM)

Deze veiling was het resultaat van een ontwikkeling die in de 17de eeuw begon. Op 7 mei 1657 werd in Leiden een groene veiling van tulpen gehouden en op 24 september 1666 een veiling van droge (geoogste) tulpenbollen. Bij een groene veiling wordt te velde een oppervlakte tulpen of een aantal planten bij opbod en afslag verkocht. Het is een veilsysteem dat nu nog bestaat en tot de oudste in de tuinbouw kan worden gerekend.
In 1887 had Broek op Langedijk ook een primeur: voor het eerst werd daar bloemkool geveild en dat leidde in 1912 tot de bouw van de Broekerveiling, de oudste doorvaarveiling in Nederland. Na 1887 ging het snel en verrezen er overal in Noord-Holland veilpunten voor groenten, fruit, vroege aardappelen, en zelfs augurken en walnoten. Rond 1920 waren dat er 37 maar na 1950 nam dat aantal snel af door fusies en tegenwoordig is er geen enkele veiling meer in Noord-Holland. Wel staan er her en der nog markante gebouwen. Eén van de laatste bevindt zich in Zwaagdijk. Daar fuseerden in 1979 zeven veilingen tot één vereniging en die bouwde in de westelijke hoek van de Tolweg en Zwaagdijk-Oost de nieuwe WFO-veiling die op 11 november 1983 werd geopend. De Broekerveiling is nu een museum, de veiling aan de Zwaagdijk is een opslagplaats. Op twee plaatsen in West-Friesland draait anno 2010 nog een gerestaureerde veilingklok: in afmijnzaal Op Hoop van Zegen in Blokker en in de museumveiling in Broek op Langedijk.

Verplicht gelag

‘De één bracht zijn bloemkool naar het spoor, de ander naar de Broekerhaven. Aan het spoor was men sneller klaar, maar een minder prettige bijkomstigheid was de verplichting om de koopman een dubbeltje te geven en de koopmansknecht te vriend te houden met een borreltje … Juist dat (gebruik) was de directe aanleiding tot het ontstaan van de veiling … De paters Stolk en Haagh van de parochie te Grootebroek, hielden een krachtig pleidooi tegen het drankmisbruik. De tuinders wilden zelf ook van het verplicht gelag af … met algemene stemmen werd besloten de nodige actie te voeren door een lijst te laten circuleren … En er kwam nog een tweede lijst. Iedereen die hierop zijn naam op zette, verbond zich daardoor, zijn bloemkool die hij aan het spoor zou aanvoeren, te laten afslaan’. De tuinders (en ook enkele handelaars) die die lijst tekenden werden de oprichters van de eerste veiling in Oostelijk West-Friesland: de in februari 1892 opgerichte Streeker Groentenmarktvereniging De Tuinbouw te Grootebroek.br>
(Uit: J. Groot, Groeien en Oogsten).


Handelaren in de veilinghal van de bloembollenveilingvereniging ‘West-Friesland’ (1919) van Bovenkarspel. De foto dateert van 1966. (WFA)

Bollen veilen in Bovenkarspel

In 1917 stelde de afdeling Andijk van de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (AVB) aan de collega-afdelingen in Bovenkarspel en Enkhuizen voor om samen veilingen van droge bloembollen te organiseren. De ervaring had geleerd dat het afzonderlijk organiseren van die veilingen te weinig kopers trok. In 1918 begon men gezamenlijk in Bovenkarspel. Het werd een succes en op 16 januari 1919 kwam men bij elkaar in Het Roode Hert en richtte de Bloembollenveilingsvereeniging West-Friesland op. De veiling had geen eigen gebouw, men hield de veilingen in de kolfbanen van de diverse cafés in Bovenkarspel, onder meer in die van Het Roode Hert. Het ging goed met de veilingen, alleen begon men ruimte te kort te komen. De toestanden in de kolfbanen werden zo langzamerhand onhoudbaar. Omstreeks 1923 kocht men van de weduwe Schouten, eigenares van Het Roode Hert, een stuk grond om een neerzetgebouw voor een doorvaarveiling te bouwen. De weduwe bedong dat de toegang tot de veiling uitsluitend via de kolfbaan zou lopen, dat de uitbetalingen in Het Roode Hert zouden plaatsvinden en dat de veiling geen kantine of restaurant zou bouwen of exploiteren. Dat alles is nu verleden tijd, maar in Het Roode Hert kan nog steeds gegeten worden. De veiling is uitgegroeid tot een groot complex voor het koelen, bewaren en prepareren van bloembollen.