Redactie en samenstelling: Ed Dekker, Herman Lambooij, Herman Lansdaal, Jaap Raat, Peter Sasburg en Mieke Scharloo.
Bijschriften: Daan Meijer.
Tekst: Frank van Loo.
Met dank aan Univé West-Friesland Verzekeringen en Westfriesland Beheer BV.

Cornelis Dekker (1879-1963) was een kleine zelfstandige in zijn geboortedorp Eenigenburg. Meestal samen met een knecht pakte hij van alles aan, zoals timmerwerk, schuitjes en fietsen repareren. Maar na de Tweede Wereldoorlog vond hij het mooi geweest. Het bedrijfje werd verkocht en met zijn vrouw Geertje Helder vestigde hij zich in Heiloo. Toen Geertje eind 1957 overleed, had Cornelis een probleem. Hoe moest dat nu verder? Gelukkig werd er snel een oplossing gevonden. Hij trok in bij zijn middelste dochter Neeltje en haar gezin in Den Helder. Daar had hij nog zes mooie jaren. Zoiets kwam vroeger geregeld voor: de overblijvende ouder, zeker als het een man was, kwam in huis bij de kinderen en werd daar verzorgd. Soms goed, soms minder goed.
Oud was zeker tot 1940 veelal gelijk aan arm. Er waren nog geen AOW en Algemene Bijstandswet; pensioenregelingen ontbraken. Arm zijn betekende toen te weinig inkomen hebben om minimaal gezonde voeding, kleding en huisvesting te kunnen kopen. In zo'n situatie verkeerden veel arbeidersgezinnen.

De operettevereniging ‘Caecilia’ uit Oudkarspel gaf jaarlijks een voorstelling.De operettevereniging ‘Caecilia’ uit Oudkarspel gaf jaarlijks een voorstelling voor de plaatselijke Rode Kruis afdeling Langedijk. Speciaal voor de zieken werd dan de zaal in Concordia te Noord-Scharwoude aangepast. (SLV)

Moeilijke tijden

West-Friesland raakte vanaf 1000 na Christus bevolkt met kolonisten uit de overbevolkte duinstreek in het westen en wellicht uit het oosten. De Westfriezen maakten het veenlandschap stukje voor stukje geschikt voor akkerbouw en veeteelt. Ook leefden ze van handel, scheepvaart en visserij. Na 1350 kwam er lakennijverheid in Hoorn. Het waren moeilijke tijden. Hongersnoden, ongeneeslijke ziekten, kinder- en kraamvrouwensterfte, wateroverlast onder meer door zware stormvloeden in 1374/75, sterfte onder het vee en strenge winters volgden elkaar op.
Het dagelijkse menu van de gewone man en vrouw bestond uit rogge- of gerstebrood, spek, vis, kaas, brij en af en toe een ei.