Foto van Simon Biersteker uit Medemblik.Foto van Simon Biersteker uit Medemblik. Biersteker was ‘kruidenloper’ van de huisarts. Hij bezorgde aan het begin van de 20ste eeuw de medicijnen bij de mensen thuis. Niet alleen in de stad; hij liep ook naar Opperdoes, een paar kilometer verderop. Als beloning kreeg Biersteker wat kleingeld of een sigaartje van de mensen. (OVM)

Zij moest de barende moeder in bedwang houden. Als het kind niet vlot genoeg kwam, werd de moeder flink door elkaar geschud of werd haar buik hardhandig in neerwaartse richting bewerkt. Bevallen was toen zeker niet zonder risico's, sterfte in het kraambed kwam vrij veel voor.
Een vroedvrouw was verplicht om ongehuwde moeders, tijdens het doorsnijden van de navelstreng, naar de naam van de vader van het kind te vragen. Die kon dan door de lokale overheid tot alimentatie gedwongen worden, wat weer scheelde in de armenzorguitgaven.
De gaper was het uithangbord van de drogist door de eeuwen heen.

Proveniershuis

Naast weeshuizen waren er vooral in de steden ook pest-, dol- (voor erg onrustige krank- en zwakzinnigen) en ziekenhuizen. Maar meestal werden zieken thuis verpleegd en als het dan echt niet meer ging, volgde opname in zo'n (te)huis. Gegoede lieden in een dergelijke situatie konden een huishoudster inhuren, die hen desnoods tot hun dood verzorgde. Meer gegoeden kochten zich ook wel in in een proveniershuis, waar ze op stand verzorgd werden. Een proveniershuis was een soort particulier bejaardentehuis.

De gaper was het uithangbord van de drogist door de eeuwen heen. Uit Medemblik is deze gaper met de voorstelling van een politieagent of brandweerman afkomstig. (ZZM)

Gildeleden, stadsdienaren en trouwe gedienstigen kwamen, als ze op leeftijd waren, ook wel in proveniershuizen terecht. Maar dan eenvoudiger qua onderkomen en voeding. Dergelijke proveniers werden vaak ingeschakeld om allerlei kleine klusjes in het tehuis op te knappen. Fatsoenlijke, arme afgeleefden en chronisch zieken belandden na 1600 meestal in een gasthuis.

Kwart bevolking bedeeld

In de steden van noordelijk Noord-Holland was ruwweg de helft van alle huishoudens tussen 1800 en 1900 echt arm of randarm. Ze hadden maximaal zo'n 250 à 300 gulden per jaar te besteden. Voor een gezin in de steden was 300 gulden per jaar nodig om minimaal gezonde voeding, kleding en huisvesting te kunnen kopen. Minimaal en dan moest er geen duurteperiode komen. Een op de vier huishoudens haalde de 250 gulden per jaar niet en dan moest de armenzorg bijspringen. De meeste mensen hadden geen financiële reserves; ziekte of dood van de kostwinner of een periode van werkloosheid leidden dan tot armoede.

Algemeen wordt aangenomen, dat notaris Bax uit Wieringerwaard in 1896 de eerste autobezitter van Noord-Holland was.Algemeen wordt aangenomen, dat notaris Bax uit Wieringerwaard in 1896 de eerste autobezitter van Noord-Holland was. Dokter Melchior uit Koedijk zou de tweede zijn. Op de foto van rond 1905 zit de arts, naast chauffeur K. de Jong, op zijn tweede auto. (HVK)