De offerblokken, in de kerken en op andere plaatsen waar veel (vermogend) volk kwam, leverden eveneens iets op voor de armenzorg. Huis-aan-huis collectes werden na 1500 alleen nog gehouden in geval van calamiteiten: overstroming, pestepidemie of extreme duurte. Om oproer te voorkomen, hielden de lokale overheden de broodprijs op een redelijk peil.

De Vereniging Hulp in Nood uit Oudkarspel sprong bij wanneer dorpsgenoten het niet alleen konden rooien.De Vereniging Hulp in Nood uit Oudkarspel sprong bij wanneer dorpsgenoten het niet alleen konden rooien. (SLV)

Buurtmoeders

In Hoorn hielden zogenoemde buurtmoeders na 1500 de bedeelde armen goed in de gaten, om na te gaan of ze zich wel aan de gedragsregels van de armenzorginstellingen hielden. De positie van de armen veranderde. Voorheen was de behoeftige iemand die een speciale plaats innam in de samenleving, een door God geschapen plaats. De arme moest met werken van barmhartigheid onderhouden worden. Dat was de plicht van de rijkeren. Na 1500 werd de opstelling ten opzichte van de armen harder, strenger. Ze moesten zich nu aan allerlei regels en bepalingen gaan houden, zeker de gemakkelijk te controleren huiszittende armen. Ongehuwd samenwonen werd niet meer geaccepteerd door de bestuurders van de armenzorginstellingen. In herbergen gaan drinken of dobbelen was er ook vrijwel niet meer bij.

Klantenbinding

De meer gegoede katholieken van bijvoorbeeld Hoorn, zagen de armenzorg na de reformatie van omstreeks 1570 vooral als een middel om massale overgang naar de hervormde religie te voorkomen, als een soort klantenbinding dus. Met dat doel werden flinke sommen geld aan de katholieke armenzorginstellingen vermaakt. In 1721 zeiden de katholieke kerkvoogden dat ze de pastoors geen 300 gulden per jaar konden gaan betalen. Die priesters hadden om salarisverhoging gevraagd; de 150 gulden die ze tot dan toe kregen (‘een bedrag waarvan een dienstmeid nog gebrek leidt’) vonden ze echt te weinig.

Tekening van C. Pronk uit 1727 van het Oude Vrouwenhuis en de Statenpoort te Hoorn.Tekening van C. Pronk uit 1727 van het Oude Vrouwenhuis en de Statenpoort te Hoorn. Oude Mannen- en Oude Vrouwenhuizen werden vroeger proveniershuizen genoemd. Tegen betaling van een preuve (een vooraf vastgesteld geldbedrag) konden de bejaarde inwoners van de steden van een verzorgde oude dag genieten. (WFM)