Maar ze kregen het gevraagde niet, omdat het geld nodig was voor de bedeling. Anders zouden ‘de armen uit gebrek het geloof verlaten en zich aansluiten bij de ketters, die allerovervloedigst uitdelen, hetgeen evident risico, de eeuwige verdoemenis, voor hen inhoudt’.
Armenzorg was op vele manieren nuttig voor de meestal uit de middenklasse voortkomende bestuurders ervan. Ze traden toe tot een armbestuur voor het verwerven van eigen zieleheil of uit statusoverwegingen, zoals aanzien en macht. Het bedelen van vooral arme, losse arbeiders was ook een goede manier om extra arbeidskrachten in de stad of het dorp te houden. Die waren immers geregeld nodig om pieken, zoals het oogsten en het laden en lossen van schepen, op te kunnen vangen. Als de armenzorg ver onder de maat bleef, trokken de losse arbeiders naar elders.
De meeste Westfriezen woonden op het platteland. Ongeveer een op de zes à tien dorpelingen was tussen 1500 en 1800 echt op de armenzorg aangewezen: zwaar invaliden, verzwakte bejaarden en weduwen met jonge kinderen. Vele anderen leefden dicht tegen de armoede aan. Ze konden zich onder normale omstandigheden net handhaven dankzij de groenten uit eigen tuin en de melk van de eigen geit. Brandstof kon gesprokkeld worden. Bij wat langduriger ziekte of werkloosheid van de voornaamste kostwinner bracht de armenzorg tijdelijk uitkomst.

Foto van omstreeks 1900 van het Sint Anthonius Gesticht in 't Veld, dat naast de kerk stond.Links: Foto van omstreeks 1900 van het Sint Anthonius Gesticht in 't Veld, dat naast de kerk stond. Het gesticht was van oorsprong bestemd voor bejaarde roomskatholieken uit 't Veld en omgeving. In 1974 werd het pand afgebroken. (A. Wit, Nieuwe Niedorp)

Rechts: Iedere inwoner van Ursem kende dit huis als het armenhuis. Officeel was het het Diaconiehuis van de Nederlands Hervormde Gemeente. Ervoor staan de vader en moeder, zoals men de beheerders noemde, Sijmen Knol en zijn vrouw. (HKU)

In 1913 werd aan de Middenweg te Heerhugowaard dit Armenhuis gebouwd.In 1913 werd aan de Middenweg te Heerhugowaard dit Armenhuis gebouwd. In de linkervleugel woonde het beheerdersechtpaar. Het middengedeelte was de gezamenlijke ruimte; rechtsvoor sliepen de vrouwen en rechtsachter de mannen. Ook getrouwde stellen sliepen gescheiden. (C. Modder, Aartswoud)

Hulp in natura

Op het platteland ging die armenzorg aanvankelijk gewoon op de oude voet verder door hulp in natura te bieden. De hulp bestond vooral uit brood, roggebrood wel te verstaan, en af en toe uit kledingstukken, schoeisel en beddegoed. In strenge winters kregen de bedeelden turf. Geld geven was er meestal niet bij, want dat zou maar aan onnutte zaken als snoep of sterke drank besteed worden. Het ging om aanvullende hulp, want wie dat maar even kon moest, desnoods aangepast, werken om toch vooral ook zelf iets te verdienen.

De oudste en jongste bewoner van het Armenhuis van Heerhugowaard.De oudste en jongste bewoner van het Armenhuis van Heerhugowaard. (C. Modder, Aartswoud)

Bejaarden en wat oudere wezen, die niet meer of nog niet voor zichzelf konden zorgen, werden meestal uitbesteed. Dat ging bij openbare aanbesteding, als een soort slavenmarkt. Iemand die zo'n bestedeling in huis wilde nemen, kreeg daarvoor een vergoeding van het armenfonds. Wie de laagste vergoeding vroeg, kreeg de bestedeling. Zo'n bestedeling was de wat oudere wees Mary Cornelis uit Andijk; jonge wezen uit dat dorp gingen naar het weeshuis in Grootebroek. Mary kreeg van de hervormde diaconie kleding, inclusief mutsen, nieuwe schoenen, nieuwe klompen en sokken. Daarmee kon ze naar haar dienstje. Tussen 1761 en 1767 was ze bij drie verschillende boeren besteed. Van de diaconie kreeg ze af en toe wat zakgeld. In 1767 trouwde Mary met de arme schoenmaker Klaas Cornelisz Bakker. Het werd een leven in armoe. Mary werd in mei 1790 begraven op het kerkhof van het Buurtje. Een graf in de kerk was er voor de armen niet bij. Tot ongeveer 1820 kregen immers alleen de meer gegoeden een laatste rustplaats in de kerk.