Overstromingsramp na doorbraak in 1675

Het charmante kerkje van Schardam had ooit een grote toren. Een baken voor de zeelui waarop 's nachts een vuur werd gestookt. De zware klok in de toren wekte niet alleen op tot de kerkgang, maar waarschuwde ook als er brand was of de storm de dijk bedreigde. Regelmatig brak de woedende zee door de dijk en sloeg de klok alarm, zoals in de nacht van 4 op 5 november 1675.

Het stukje dijk bij Schardam vormde een zwakke schakel in de Omringdijk. Tien jaar eerder was de dijk daar al eens zwaar gehavend en slecht hersteld. De polder op die plek lag uitzonderlijk laag en de grond dicht achter de dijk was zo drassig dat er zelfs na langdurige droogte met gemak een stok diep in de grond kon worden gestoken.

Extra bewaking

Het stormde in november 1675 al drie dagen en nachten aan één stuk. Overal langs de Omringdijk was extra bewaking. Omdat de wind uit noordwestelijke richting kwam, werden vooral de dijken in de buurt van Medemblik in de gaten gehouden. Maar de fatale doorbraak vond plaats bij Schardam. Over een lengte van 118 meter sloeg de dijk weg. Het zoute water stroomde door het ontstane gat en binnen de kortste keren stond het land twee meter onder water.
De klokken van alle kerken luidden. De boeren probeerden hun gezinnen, vee en inboedels te redden. Ze waadden door het water, hadden pramen volgeladen met koeien en visten ronddrijvende kazen op. Honderden koeien en schapen dromden bijeen op hoger gelegen stukken land. Het water bleef binnenstromen waardoor de ene polderdijk na de andere het begaf. Het zeewater drong door tot aan Medemblik. Met man en macht probeerde men het gat bij Schardam te dichten. In Hoorn werd iedere beschikbare man met klokgelui en trompetgeschal opgeroepen om te helpen de dijken bij Zwaag en het Keern te versterken. Begin december dacht men de zaak onder controle te hebben. Opgelucht kwamen boeren en burgers naar de kerken waar dankdiensten werden gehouden. Maar terwijl ze in de kerk zaten, stak de storm weer op. Het provisorisch gedichte gat bij Schardam werd opnieuw open geslagen. De Zwaagdijk, ten noorden van Zwaag, kon geen weerstand bieden tegen het watergeweld. Op verschillende plaatsen brak het water door – onder meer op de plek die nu nog het Weeltje heet – en stroomde over het land tot aan Enkhuizen.

Rovend gespuis

De wanhopige boeren probeerden hun vee inderhaast in veiligheid te brengen bij boeren voorbij de Langereis. Ondertussen trok allerlei gespuis rovend en plunderend door het getroffen gebied. Meedogenloze kooplui wilden de grote voorraden hooi en stro, pakken wier, hout en palen, zeilen en stenen, die nodig waren om de weggeslagen stukken dijk op te bouwen, slechts leveren tegen contant betaalde hoge prijzen.
Het lukte maar niet om de dijk bij Schardam te herstellen. Het water had het gat tot grote diepte uitgeschuurd. Landmeter Dirk Pietersz Abbestee kwam met het plan om een nieuw stuk dijk aan te leggen, met een grote boog in zee. Gelukkig was het een rustige winter met droog, vriezend weer en kalme wind. Er werden heistellingen gehuurd van molenbouwers en een enorm gevaarte uit Den Helder. Honderden mannen gingen aan het werk.
De dijk was al in januari 1676 hersteld, maar de laatste ondergelopen polders vielen pas in juni droog. Hoge straffen dreigden voor boeren die stiekem gaten in de dijk maakten, zodat het water van hun land in lager gelegen gebieden van anderen kon lopen.
Het duurde jaren voordat het land vrij was van het door het zeewater achtergelaten zout. De boeren en burgers zuchtten onder de hoge belastingen, want de enorme kosten die waren gemaakt, werden omgeslagen over de bevolking van West-Friesland. Ooit stond er bij de kerk een hoge toren, die als baken diende voor de zeelui. Maar omstreeks 1860 stortte die toren in en werd vervangen.


In de verte het monument op de dijk dat is geplaatst ter herinnering aan de dijkdoorbraak van 1675. Een belangrijker landschappelijk monument vormt ongetwijfeld het grote wiel dat na de doorbraak is ontstaan. (Foto TM)