Ooit stampten er stoommachines aan de Huygendijk

Ooit puften en stampten er stoommachines in het gebouw aan de Huygendijk in Heerhugowaard. Later vergaderde daar het polderbestuur. Nu is er een charmant museum ingericht. Het Poldermuseum geeft inzicht in het enorme karwei dat bijna vier eeuwen geleden werd verricht met de bedoeling de oprukkende ‘Grote Waert’ te bedwingen en wellicht flinke winst te maken met het nieuw verworven land. Dat viel bepaald niet mee.

Eén van de meest opvallende objecten in het museum is een bot van een dwergvinvis, gevonden tijdens het ploegen in de Heerhugowaard. Ooit hebben dergelijke dieren blijkbaar rondgezwommen in het gebied dat vierduizend jaar geleden nog bestond uit schorren en kwelders, doorsneden door kreken, die bij Bergen in zee uitkwamen. Door de eeuwen heen veranderde de situatie, het door de zee aangevoerde slib verstikte de open verbinding met de zee. Het veenpakket, waarin later het meer ontstond, begon zich te vormen.

Aarden kruik

Zoals een aarden kruik in het museum aantoont, vestigden zich in de 12de eeuw boeren in het gebied. Zij ontgonnen het land en groeven daarmee hun eigen graf. Het veen oxideerde, het land klonk in. Eerst verbouwden de boeren nog volop graan in de Waard, maar na verloop van tijd werd de grond drassig en was nog net geschikt voor veeteelt.
Het land kwam uiteindelijk zo laag te liggen, dat het water de overhand kreeg en de boeren op de vlucht sloegen. Er ontstond een enorm meer dat zich bij iedere storm uitbreidde. Omstreeks 1620 vatten de welgestelde en invloedrijke Alkmaarse burgers Nanning van Foreest en Floris van Teylingen het plan op om met behulp van de nieuwste technieken het meer droog te leggen.
De initiatiefnemers beseften niet ten volle waar ze aan begonnen. De aan te leggen dijk verdeelden ze in vakken van 25 roeden, zo'n honderd meter lang. Per vak namen ze dijkwerkers in dienst, die met schoppen en kruiwagens een dijk moesten opwerpen en een ringvaart graven. Er werden acht gangen van elk drie molens ingericht. Later bleek dat de 24 molens niet voldoende waren om de Waard droog te houden. In 1631 stonden er al 47 robuuste Noord-Hollandse bovenkruiers die met schepraderen het water omhoog brachten.
Er werden molenaars aangesteld en de drooggevallen grond moest intensief worden bewerkt. Het onderhoud van molens en dijken kostte zoveel geld dat het polderbestuur af en toe verzuchtte: ‘Misschien kunnen we de polder beter weer onder water laten lopen, dat is goedkoper’.

Grillige oevers

Landmeters hadden de Heerhugowaard zorgvuldig in kaart gebracht en verdeeld in kavels. Geen gemakkelijke zaak vanwege de grillige oevers, de eilanden en andere stukken particuliere grond die deel van de polder gingen uitmaken. Over de aanleg van de centrale weg, de Middenweg, ontstond enorme heibel met Hoorn. Die stad vreesde dat de op Alkmaar gerichte weg de aanvoer van landbouwproducten naar Hoorn ernstig zou belemmeren.
In 1874, na een natte winter met weinig wind, besloot men tot een experiment: stoommachines moesten de molens vervangen. Op het laagste punt van de polder werd een stoomgemaal gebouwd. De capaciteit bleek onvoldoende, er volgde uitbreidingen en later ging men voor een deel over op diesel en elektriciteit.
In 1994 kwam er een heel nieuw gemaal. Het oude gebouw werd nu in zijn geheel een museum met herinneringen aan de droogmakerij, het bestuur en als middelpunt de prachtige machines. De oude windmolens van de Heerhugowaard zijn allemaal verdwenen, maar er zijn plannen voor de bouw van drie grote windturbines. Elk van die giganten kan zoveel energie opwekken, dat daarmee – door opnieuw gebruik te maken van de wind – wel vier gemalen zouden kunnen draaien.