Oudste droogmakerij in Nederland?
Een dieselgemaaltje en een molenaarshuis aan de Kerkmeerweg bij Oudkarspel vormen de laatst overgebleven herinneringen aan de Dergmeer, de mogelijk oudste droogmakerij in Nederland. De geleerden zijn het er namelijk niet over eens of deze Dergmeer in het Geestmerambacht, dan wel de Achtermeer bij Alkmaar de eerste was. Een feit is dat beide polders ongeveer in dezelfde tijd – tussen 1530 en 1550 – droogvielen. Kort na de Dergmeer volgde de inpoldering van de nabij gelegen meertjes Kromwater en Kerkmeer. De eerste droogleggingen werden mogelijk gemaakt door een nieuwe uitvinding: de watermolen.
Een inpoldering was een hele onderneming waartoe geld, lef, kennis en goede contacten nodig waren. Investeerders wilden de zekerheid hebben dat zij hun geld niet in het water gooiden, want er werden hoge kosten gemaakt. De vissers raakten hun inkomsten kwijt: ‘De paling dood, de boeren brood’, was de zegswijze. Om het meer moest een dijk worden aangelegd en meestal ook een ringvaart. Het bouwen van de molens vergde een staaltje van technisch kunnen waartoe slechts weinigen in die tijd in staat waren.
Toestemming
Voor een droogmakerij had men toestemming nodig van de hoogste landsheer en dat was voor de Nederlanden toentertijd keizer Karel V. Deze octrooiverlening was een ingewikkelde zaak, maar de initiatiefnemers zetten hun plannen door. De bevolking nam toe, de graanprijzen stegen, er was behoefte aan landbouwgrond. Nadat alle toestemmingen waren verkregen, werd een legertje van arbeiders ingehuurd en begon het eigenlijke werk.
De meertjes waren niet al te groot (Dergmeer 41 hectare, Kerkmeer 61 hectare en het Kromwater maar 16 hectare) en niet meer dan een meter diep. Toen de dijk en de ringvaart klaar waren, werd het molentje in de wind gezet en draaide het rad moeizaam de polder leeg.
De bodem van de drooggevallen polder bestond uit met zout verzadigde derg of derrie. Het was lonend om deze grond af te graven en te verbranden zodat het zout kon worden gewonnen. De boeren spitten het overgebleven veen door de daaronder liggende zavel (een mengsel van klei en zand) waardoor betere grond ontstond.
De zorg voor de drie polders werd overgelaten aan speciaal ingestelde polderbesturen. De baten vielen tegen, de kosten voor het onderhoud bleven hoog.
Binnenkruier
De Kerkmeer kreeg in 1642 voor de bemaling een grote molen van het toen moderne type achtkantige binnenkruier. De Dergmeer en de Kerkmeer werden in 1842 met elkaar verbonden, de besturen van beide polders fuseerden en de bemaling werd voortaan centraal geregeld.
Een vijzel verving in 1895 het rad van de molen. Bliksem trof in 1915 de oude molen van de Kerkmeer, die daardoor geheel in vlammen opging. Het besluit viel om op de plaats van de oude molen een dieselgemaaltje te bouwen met gebruik van de oude vijzel.
Het gemaaltje en het molenaarshuis stonden er in 2009 nog altijd, maar oprukkend industrieterrein bedreigt het landelijk stukje West-Friesland. Kenners van dit gebied, zoals Ger Kalverdijk, spannen zich tot het uiterste in om de laatste herinneringen aan de oudste Nederlandse droogmakerijen te bewaren.