Beroemde West-Friezen uit de Gouden Eeuw
Hoewel West-Friesland veel beroemde inwoners had, staan er maar weinig standbeelden binnen de Omringdijk. Eén springt er wel degelijk in het oog. Op de Roode Steen, in het hart van zijn geboorteplaats Hoorn, staat het levensgrote bronzen beeld van Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) op een metershoog granieten voetstuk.
Merkwaardig genoeg met zijn rug gewend naar het havenkwartier, vanwaar hij in 1607 voor de eerste keer in dienst van de Verenigde Oostindische Compagnie naar de Oost voer.
Standbeeld van Jan Pietersz Coen op de Roode Steen in Hoorn, in 1891 onthuld. (Foto TM)
Jan Pieterszoon Coen had toen al een heel avontuur achter de rug. Als jongen van dertien was hij door zijn vader naar Rome gestuurd om zich te bekwamen in de handel en in boekhouden. Na zes jaar keerde hij terug in zijn geboortestad. In 1612 voer Coen voor de tweede keer naar de Oost, maakte daar carrière en in 1619 werd hij benoemd tot gouverneur-generaal. In die periode veroverde hij Jakatra en stichtte op die plek de stad Batavia. Hij regeerde met harde hand over zijn rijk. Hij overleed op 21 september 1629 in Batavia. Coens lijfspreuk was: Dispereert niet, ontziet uw vijanden niet want God is met ons. Alleen de eerste twee woorden prijken op zijn standbeeld.
Stadsartsen
Bernardus Paludanus (1550-1633) belandde als doctor in de filosofie en in de medicijnen eind 1585 als stadsgeneesheer in Enkhuizen, om daar nooit meer weg te gaan. Bij zijn overlijden liet hij de stad een beroemde chirurgijnskamer na. Zijn wereldvermaarde rariteitenkabinet en beroemde Album Amicorum worden respectievelijk in Kopenhagen en Den Haag bewaard.
Enkhuizen eert zijn grote zoon met een standbeeld van bescheiden formaat.
Theodorus Velius (1572-1630) is bekend als de geschiedschrijver van Hoorn. Ook was hij arts en talenkenner. Als stadsgeneesheer speelde hij een grote rol in het maatschappelijke leven. In zijn schaarse vrije tijd verdiepte Velius zich in de ontstaansgeschiedenis van zijn geboortestad, die hij vastlegde in vijf boeken. De Vereniging Oud Hoorn gaf in 2007, ter gelegenheid van haar 90-jarig bestaan, twee banden uit met de vertaalde tekst van de kroniek van Velius. In 1915 moest een brug, die de oude stad met een nieuw gebouwde wijk verbindt, van een naam worden voorzien. Deze brug kreeg de naam Veliusbrug en vormt de toegang tot de Johan Messchaertstraat.
Een wonderlijke reis
Willem IJsbrantszoon Bontekoe, schipper in dienst van de VOC, is de naamgever van de beroemde scheepsramp de Grote Klap. Eind december 1618 vertrok Bontekoe met de Nieuw Hoorn en een bemanning van 206 koppen naar de Oost. Tot de lading behoorden 360 vaten buskruit. Na een barre reis bereikte men 16 november 1619 de kust van Sumatra. Er brak brand uit aan boord, het schip vloog de lucht in, maar Bontekoe overleefde – met 56 anderen – de Grote Klap. Zij bereikten Batavia en op een avond in december kon hij zijn verhaal kwijt aan stadgenoot Coen. Eenmaal terug in Hoorn bleef hij aan de wal.
Hij liet het bij die ene wonderlijcke en gevaerlijcke reis. Het scheepsjournaal, dat door hem uitgegeven werd, was in die tijd het meest gelezen boek, op de bijbel na. De eerste uitgave beleefde meer dan zeventig herdrukken. De avonturen van Bontekoe werden door Johan Fabricius begin 1900 beschreven in het bekende boek De scheepsjongens van Bontekoe.