Het verdwijnen van de kleine middenstand
De makelaardij aan de Dorpsstraat 612 in Noord-Scharwoude heeft een statige trapgevel. Vroeger prijkte de naam van Jacob Jong op die gevel. Het pand was ooit in gebruik als kruidenierszaak. Deze werd in 1899 door Jacob overgenomen van Piet de Wit die er een kruidenierswinkel annex zaadhandel bestierde.
De oorspronkelijke kruidenierswinkel annex zaadhandel van Jacob Jong aan de Dorpsstraat in Noord-Scharwoude, vermoedelijk geschilderd naar een oude foto. Dit schilderij van Sietse Wiersma dateert van 1990. (Coll. Bejo Zaden BV, Warmenhuizen)
Jacob Jong uit Schellingwoude was, net als zijn vader, brandstoffenhandelaar en visser. Vader Jong handelde in hout en turf, maar Jacob koos voor modernere producten zoals bruinkoolbriketten, steenkool, cokes en antraciet. Het zware werk trok hem echter niet en ook in de visserij kon hij zich niet vinden. Het vieze pak van de brandstofhandelaar of het natte pak van de visser ruilde hij met plezier voor een eigen zaak.
Een kruidenierszaak als het kon. Jacob zette een advertentie om er één te vinden die beschikbaar was voor overname. Hij kreeg een tiental aanbiedingen. Omdat zijn verloofde op het platteland wilde wonen, kwam Jacob in Noord-Scharwoude terecht.
Zijn voorganger Piet de Wit was actief in de zaadhandel, een bezigheid waar Jacob Jong grote mogelijkheden in zag. Hij specialiseerde zich vooral in koolzaad en had een neus voor succesvolle soorten. Zo importeerde hij vanuit Duitsland bijvoorbeeld de poepewitte (de eerste kool die klaar is in het najaar, een zachte, witte soort; om zo te eten, maar ook geschikt voor het bereiden van zuurkool). Deze koolsoort werd in West-Friesland op grote schaal geteeld. De zaadhandel van Jong werd steeds belangrijker en in 1918 besloot hij het kruideniersgedeelte van zijn zaak af te stoten. Steeds meer West-Friese koolbouwers maakten gebruik van zijn producten.
Bakker en visser
Jacob Jong was niet de enige die kansen zag. Cor Beemsterboer, een bakker uit Zijdewind, ging dezelfde weg. Ook hij slaagde er in een succesvol zaadbedrijf te stichten. Aan de Dorpsstraat in Warmenhuizen staat zijn oude bedrijfspand, nu omgebouwd tot appartementencomplex en wereldwinkel.
Beemsterboer begon hier een zaadbedrijf. Ook zijn zaak dijde uit en de bakker en de visser vonden elkaar. Zij gingen samenwerken en hun bedrijf kreeg de naam Bejo Zaden (Beemsterboer en Jong). Het staat nu aan de Trambaan in Warmenhuizen en groeit nog steeds als kool.
De moderne zaadmarkt vroeg en vraagt om grote investeringen in de veredelingstechnieken. Cor Beemsterboer zei ooit: ‘Vroeger gooide je tien soorten bij elkaar en dan kwam er wel iets moois uit.’ Dat kan nu niet meer. Hybridisatie technieken eisen een wetenschappelijke benadering. Grote laboratoria met specialisten in resistentieveredeling, weefselkweek en celbiologie moeten via onderzoek de prominente plaats in de markt waarborgen.
Onderzoek neemt daarom een grote plaats in in de bedrijfsstrategie van het nu wereldwijd opererende bedrijf. Het heeft ruim 850 werknemers in dienst in vestigingen in zo'n 25 landen. Het assortiment omvat meer dan achthonderd rassen, verdeeld over zo'n 45 gewassen.
Uit hun voegen
Het verhaal van Beemsterboer en Jong staat symbool voor de imposante groei van bedrijven in West-Friesland. Dorpjes met kleine winkeltjes en bedrijfjes in het centrum zijn alleen nog te vinden in het Enkhuizer Zuiderzeemuseum. In de meeste grotere dorpen nam een supermarkt de plaats in van de kleine middenstanders. De bakkers en slagers die er nog zijn, specialiseerden zich in ambachtelijke producten, maar ze moeten doorlopend vechten voor hun bestaan. De kleinere dorpen en buurtschappen stellen het al jaren zonder winkels. Een enkele vasthoudende bakker bezorgt nog aan huis, maar dat is een uitzondering.
Ook de buitenkant van eens pittoreske plaatsjes veranderde. Grote bedrijventerreinen met rechte wegen voor de vrachtwagens, die de producten naar distributiecentra vervoeren, klonteren om de dorpen heen. Natuurlijk zijn er nog wel prachtige dorpsgezichten met de karakteristieke stolpen en de altijd herkenbare kerk als middelpunt. Maar al te vaak zijn de dorpjes sinds de jaren zeventig uit hun voegen gegroeid. En dat betekent keurige witte woonwijken en hoge vierkante loodsen die het zicht ontnemen op de oude kerkjes. Op de plaats waar vroeger de volkstuintjes werden bewerkt of de voetbalvereniging de derby tegen de buurgemeente uitvocht, staan nu huizen en bedrijfsgebouwen.