Witboek en zwartboek meldden gedrag en vlijt
De Wognumse hervormde kerk aan de Raadhuisstraat wordt niet alleen gebruikt voor het houden van erediensten. Het is een multifunctioneel gebouw: er repeteren koren, er worden concerten gegeven en er vinden bijeenkomsten en cursussen plaats. Lesgeven in deze kerk gebeurde vroeger ook, namelijk in de eerste helft van de 19de eeuw. Van der Aa schrijft in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden uit 1849 dat in Wognum de school in vertrekken van de hervormde kerk was gevestigd.
Het interieur van het klaslokaal is in de loop der tijd ingrijpend veranderd. Bij het opknappen van de ruimte, in het begin van de 21ste eeuw, kwam onder de moderne betimmeringen naast de ingang tot het klaslokaal een luikje tevoorschijn, waarschijnlijk is dit bedoeld voor het verkrijgen van verse lucht. De zaal is vrijwel geheel in de oude okerachtige kleur teruggebracht. (Foto TM)
De vestiging van de dorpsschool in de kerk was tijdelijk. Op 12 december 1837 werd een huis naast de onderwijzerswoning getroffen door een uitslaande brand. Aangezien ook de onderwijzerswoning daarbij afbrandde, besloot men om de school een eigen plek te geven. Van de Aa beschrijft het schoolgebouw als volgt: Dit schoolgebouw is breed 6 en lang 18 Ned. Ellen, van welke lengte eene ruimte van 21/2 el is afgezonderd, om te dienen tot doorgang en tevens tot eene overdekte verblijfplaats bij ongunstig weder, voor die kinderen welke, verre af wonende, gewoon zijn, de uren tusschen de twee schooltijden over te blijven.
Den 5 November 1841, had de plegtige inwijding van dit schoollokaal plaats.
Schoolreglement
Bijna alle West-Friese dorpen hadden een school waar de kinderen onderwijs kregen. Het hoofd van de school behoorde tot de notabelen van het dorp. Hij runde de school vaak in zijn eentje. Er was geen sprake van een team van onderwijzers die de verschillende klassen les gaven. Zo blijkt dat er in Wognum in de 19de eeuw pas bij zeventig leerlingen een tweede onderwijzer, een ondermeester, aangevraagd mocht worden. Dat betekende dat tot dan toe het hoofd, de bovenmeester, aan alle leerlingen tegelijk les gaf.
Een schoolreglement uit 1833 voor de openbare scholen in Wognum en Wadway geeft een indruk van de gang van zaken op een school in een dorp in West-Friesland rond die tijd. De leerlingen werden verdeeld over drie klassen: de benedenste, middelste en bovenste. Jongens en meisjes werden zoveel mogelijk apart van elkaar gezet. De schooltijden waren van april tot oktober alle dagen, behalve woensdag- en zaterdagmiddag, van acht tot elf uur en van een tot vier uur en van oktober tot april van negen tot elf uur en van één tot half vier. De onderwijzer moest onder andere het verstand der leerlingen trachten te ontwikkelen, hun geheugen te oefenen en het hart te vormen, door aangename, eenvoudige en gemeenschappelijke gesprekken over algemeene onderwerpen, hier en daar met zedekundige aanmerkingen doorweven.
Het gedrag van de kinderen werd scherp in de gaten gehouden. Ze moesten gewassen en gekamd op school komen en ze moesten zich netjes en zedelijk gedragen. De meester hield een witboek en een zwartboek bij, waarin hij het gedrag van de kinderen bijhield. Hij lette daarbij op de netheid op boeken, naarstigheid, gezeglijkheid en eerbied voor ouders en onderwijzers. In het zwartboek werd opgetekend of de leerling zich schuldig maakte aan luiheid en ongehoorzaamheid en aan liegen, stelen of vloeken. De straffen bestonden uit: vermelding op het schandbord, nablijven of, in ernstige gevallen, verwijdering van school en door den Burgemeester wettiglijk aangeklaagd worden.
Dertien jaar
Een groot probleem was het schoolverzuim. Ook na het van kracht worden van de leerplichtwet in 1901 werden kinderen regelmatig door hun ouders thuisgehouden. In Ursem bijvoorbeeld werd daarom, zoals in zoveel plaatsen in Nederland, in 1901 een commissie tot wering van schoolverzuim opgericht. Redenen voor het schoolverzuim die deze commissie noteerde waren: ernstige ziekte, in betrekking bij een ander, slecht weer, ouderdom bereikt hebbende van dertien jaar, zorg voor de huishouding en helpen op het land.
Voor vervolgonderwijs trokken de kinderen naar de steden of de grotere plaatsen. Maar doorleren was lange tijd niet de gewoonte, zeker niet voor meisjes. Zij kwamen na de lagere school thuis om het huishouden van moeder te leren of ze moesten als dienstmeisje gaan werken om het gezinsinkomen aan te vullen.
Recht tegenover de hervormde kerk in Wognum staat nog steeds een schoolgebouw, dat dateert uit 1927. Tot 1975 was hier de openbare lagere school gevestigd. Er kwamen steeds meer leerlingen vanwege de bevolkingsaanwas en het gebouw werd te klein. De leerlingen en hun onderwijzers verhuisden naar een nieuw onderkomen met acht lokalen, de school kreeg de naam De Speelwagen. In het oude gebouw werd peuterspeelzaal Speulboet gevestigd. Sinds 1995 is het pand een woonhuis. Voor het raam hangt een nostalgisch emaille bord met daarop de woorden: 't Skoôltje.
Doorkijkje door het raam van het oude klaslokaal in de kerk van Wognum naar het schooltje aan de overzijde van de Raadhuisstraat. Deze school werd in 1927 gebouwd ter vervanging van een ouder schoolgebouw op dezelfde plaats. (Foto TM)