Meestal was ter verduidelijking een familie-toevoeging voldoende: Dirk Pronk Thijszoon, Dirk van Hein, Trien van Kas en ga zo maar door. Ook was een uiterlijk kenmerk aanleiding om een bijnaam te krijgen: Zwarte Willem, De Bolle en allerlei andere varianten. Hele buurten werden genoemd naar mensen met bijnamen. Mooi voorbeeld daarvan is Artis in Warmenhuizen. Daar woonden ‘de Ket’ (trekpaardje), ‘de Geit’, familie Konijn, ‘Witte Sik’ en ‘de Kikkers’.

Aquarel uit 1945 van de Venhuizer huisschilder Klaas Brugman.Aquarel uit 1945 van de Venhuizer huisschilder Klaas Brugman. De dorpskern van Venhuizen wordt gevormd door het voormalige raadhuis uit de 17de eeuw en de kerk op de kruising van het Westeinde en Twijver. Deze hervormde kerk werd omstreeks 1499 gebouwd en tussen 1968 en 1975 geheel gerestaureerd. Brugman droeg daarbij zorg voor het schilderwerk in de kerk. (R. Brugman-Stam, Venhuizen)

Bulloper en postwagenkoetsier

De sociale tegenstellingen op het Westfriese platteland waren vroeger groter dan tegenwoordig. Verbeterde levensomstandigheden en een toegenomen ontwikkeling van vooral de laagste klassen leidden tot afname van deze tegenstellingen.
Bij het adresseren van de post voor de inwoners van het dorp Twisk staat voor de huisnummers vaak een K.Bij het adresseren van de post voor de inwoners van het dorp Twisk staat voor de huisnummers vaak een K. Bij de Algemene Politieverordening van het jaar 1907 werd Twisk ingedeeld in Westeinde, Oosteinde en Kom. De letter K verwijst naar de huizen in het Komgedeelte van het dorp. De W en O zijn niet ingeburgerd. (AWG)

De sociale status van een gezin in het dorp werd lange tijd bepaald door het beroep van de man. In de periode van ongeveer 1600 tot 1800 was de diversiteit in beroepen een stuk kleiner dan tegenwoordig. Een in 1795 door de Fransen gehouden telling van mannen boven de achttien jaar leverde in Berkhout de volgende beroepen op: timmerman, knecht, boerenknecht, dagloner, dominee, schoenmaker, boer, kleermaker, schilder, bakker, kustbewaker, visser, molenaar, schuitenvoerder, slager, rietdekker, politieagent, schoolmeester, bulloper, vrachtrijder, koopman, chirurgijn, katholiek geestelijke, herbergier en postwagenkoetsier. Allemaal beroepen die voor het dagelijks dorpsleven van direct belang waren. Het merendeel van de Westfriese plattelandsbevolking verdiende van oudsher zijn brood in de landbouw. In 1910 was in het grootste deel van West-Friesland meer dan 60% van de beroepsbevolking hierin werkzaam.

Een vrouw met een hondenkar loopt door Avenhorn.Een vrouw met een hondenkar loopt door Avenhorn. Deze foto werd gemaakt omstreeks 1918 op 't Hoog. Wellicht keerde de vrouw net terug van de haven, waarheen zij groenten van de groentenveiling die in Avenhorn was gevestigd naar de overhaal bracht. (ZZM)