Herman ter Hoeve was in de jaren twintig slachter en vleeshouwer in Heerhugowaard.Herman ter Hoeve was in de jaren twintig slachter en vleeshouwer in Heerhugowaard. Ter Hoeve slachtte vooral kalveren, schapen en varkens, maar zijn specialiteit was het zoeken van kievitseieren. Met een polsstok trok Herman in het voorjaar door de weilanden. De prijs van de eerste kievitse eieren lag behoorlijk hoog: hij kon er soms wel een gulden voor krijgen. In de loop der tijd is door verandering van de gewassen en het ploegen van bouwland het rapen van kievitseieren niet meer lonend. (C. Modder, Aartswoud)

Na 1850 werden tal van verenigingen opgericht. Zo waren er zangkoren met ‘gouwen kettingen’, voor rijke dorpelingen (vaak boeren), en ‘met zulveren’, voor de minder rijken. Iemand met talent voor toneelspelen kon zich aansluiten bij een rederijkerskamer. Ruim honderd jaar geleden werden er in West-Friesland in bijna alle dorpen rederijkerkamers opgericht. ‘Het Mosterdzaadje’ in Wijdenes, ‘De Rozenstruik’ in Oostwoud en ‘Het Veldviooltje’ in Abbekerk zijn daarvan voorbeelden. Na 1920 werd de naam rederijkerskamer langzamerhand vervangen door toneelvereniging. De spelers wisten bij het publiek soms heel wat emoties los te maken. Niet zelden werd er gehuild in de zaal en een man uit het publiek in Abbekerk leefde een keer zo mee dat hij tegen de slechterik in het stuk riep: ‘Kerel, als je niet ophouwe, slaan ik je op je smoel!’ In de pauze werd er vaak een taart of leverworst verloot. Na een voorstelling was er vaak een bal, een belangrijke gelegenheid voor de dorpsjeugd om elkaar te leren kennen.
Zoals bij alle verenigingen waren er katholieke, gereformeerde en Nederlands hervormde toneelverenigingen. Bij de rooms-katholieke verenigingen was gemengd toneel tot ver in deze eeuw verboden. Damesrollen werden tot die tijd dus door de heren gespeeld. Nog altijd kent West-Friesland een bloeiend toneel- en muziekleven. Vergeleken met de rest van het land kent deze regio bijvoorbeeld een groot aantal operetteverenigingen.

Onrustige ‘Allerzielen’

Een toneeluitvoering verliep niet altijd vreedzaam. De opvoering, geruime tijd voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog van het toneelstuk ‘Allerzielen’ van Heijermans door de toneelvereniging Voor het Volk Door het Volk in Berkhout riep de woede op van enkele jongemannen. Zij vonden het godslasterlijk en gooiden met bierflesjes naar het toneel. De acteurs sprongen van het toneel en er ontstond een vechtpartij, waarbij de ruiten werden ingegooid en de schilderijen van de wand kwamen. De veldwachter, die op zijn pantoffels voorin zat, kon weinig doen en de rijkspolitie moest er aan te pas komen. Nadat de orde hersteld was, werd de voorstelling uitgespeeld.

‘Zedekundige opmerkingen’

Bijna elk dorp had wel een schooltje waar de dorpskinderen lager onderwijs ontvingen. Het hoofd van zo'n schooltje behoorde tot de notabelen van het dorp. Het hoofd had niet een hele groep leerkrachten onder zich, zoals tegenwoordig. In Wognum mocht de onderwijzer in 1833 pas bij zeventig leerlingen een tweede leerkracht aanvragen. Veelal gaf een onderwijzer dus zelf aan verschillende klassen tegelijk les. Een schoolreglement uit 1833 voor de openbare scholen in Wognum en Wadway geeft een indruk van de gang van zaken op zo'n school. De leerlingen werden verdeeld in drie klassen: de benedenklas, middelklas en de bovenklas. Jongens en meisjes werden zoveel mogelijk apart van elkaar gezet. De schooltijden waren van april tot oktober alle dagen (behalve woensdag- en zaterdagsmiddag) van 8 tot 11 uur en van 1 tot 4 uur. Van oktober tot april waren de tijden van 9 tot 11 uur en van 1 tot half 4.
De onderwijzer moest onder andere ‘het verstand der leerlingen trachten te ontwikkelen, hun geheugen te oefenen en het hart te vormen, door aangename, eenvoudige en gemeenschappelijke gesprekken over algemeene onderwerpen, hier en daar met zedekundige aanmerkingen doorweven’. Voordat vervoermiddelen als de fiets ingeburgerd raakten en voor iedereen betaalbaar werden, waren veel kinderen vaak lang onderweg om op school te komen. Soms moesten zij anderhalf uur lopen.

De Paaskermis in Bovenkarspel was in de jaren twintig een van de meest populaire kermissen in rooms West-Friesland.De Paaskermis in Bovenkarspel was in de jaren twintig een van de meest populaire kermissen in rooms West-Friesland. Na de 40-daagse vastentijd kon men na de mis op paasmaandag een drietal dagen feest vieren en alcoholica tot zich nemen. De veldwachter liet deze dagen heel wat toe, maar wie het toch te bont maakte, mocht zijn roes uitslapen in het brandweerhuisje. (G. Stapel, Hoogkarspel)