Op de dag zelf werden zeshonderd dagkaarten verkocht aan toeschouwers. In totaal 151 deelnemers, onder wie zo'n dertig echtparen, startten in Alkmaar voor de 55 kilometer lange tocht naar Oudorp, Sint Pancras, Broek op Langedijk, Zuid- en Noord-Scharwoude, Oudkarspel, Oude Niedorp, Opmeer, Spanbroek, Obdam, Hensbroek, Rustenburg, Ursem, Avenhorn, Schermerhorn, Stompetoren en terug naar Alkmaar. Slechts vier deelnemers volbrachten de tocht niet op tijd. Als er zand of stof op de baan was gewaaid, maakte een hoornblazer de schaatsers daarop attent. Pas twintig jaar later werd dit initiatief herhaald, maar op 27 december 1938 bezweek de organisatie bijna onder het eigen succes. Er verschenen 1300 deelnemers aan de start in Alkmaar. Ze kwamen uit het hele land. Ter vergelijking: de Elfstedentocht van 1938, die twee dagen later werd gehouden, kende ongeveer vijfhonderd deelnemers. De organisatoren waren echter te goed van vertrouwen geweest. In tegenstelling tot wat ze berichtten, hadden de ijsclubs in de regio Edam en Ilpendam zich niet goed van hun taak gekweten. Op het traject Oosthuizen-Edam moesten de deelnemers vier tot zeven kilometer klunen omdat er tot veertig centimeter sneeuw op het ijs lag. Toch haalden nog duizend personen de finish in Alkmaar.

In de 17de eeuw nam tijdens strenge winters de mobiliteit van de Hollanders enorm toe.In de 17de eeuw nam tijdens strenge winters de mobiliteit van de Hollanders enorm toe. Door te schaatsen kon men zich veel sneller verplaatsen dan te voet of met de trekschuit. (RMA)
 
Een manhaftige schaatstocht

Misschien zijn er in de zeventiende eeuw wel meer stoute stukjes op de schaats volbracht, maar van de tocht in 1676 van vier Zaanse mannen langs twaalf steden van Noord-Holland heeft Claes Arisz Caescoper uit Koog aan de Zaan toevallig verslag gedaan in zijn memoires, zijn Nootysye-Boeck.
Caescoper, die als handelaar veel reisde, vooral naar Duitsland, versloeg zijn tocht nuchter en zakelijk: ‘1676 19 ditto (december) d. wint O en S (oostelijk en zuidelijk) ben ick in comp. met Maynder Arent, Jakop Blau en Jakop Buir op scaetz uitgereden van ditto M. Arentses, de cloc smorgens 4 ur. In heldere maenechijn tot Haerlem; vandaer tot Amstrdam, vandaer tot Wesop, vandaer tot Naerde, vandaer tot Muiden, vandaer over Pampoes tot Munkedam, vandaer tot Edam, vandaer tot Purmerent, vandaer op de Ouwendijc daer wij de eerste mael playstrde sijnde omtrent de doc één uer, vandaer tot Hooren, vandaer tot Enchuyz, vandaer tot Medenblic, vandaer tot Alcmaer, daer nogh eens playserde en van daer naer huys, doen wij even van Alcmaer af waare begoste snouwen en quame soo thuys ontrent de clock half nege savonts, hebbende bovengemelde 12 stede besoght op een dagh.’ Op die dag moeten de vier schaatsers minstens tweehonderd kilometer hebben afgelegd.

Sparen voor het EK

Ook in de top van het wedstrijdschaatsen deden Westfriezen van zich spreken. In 1928 al bracht Willem Kos uit Oudkarspel het nationaal record op de 500 meter op 46.8 seconden. Hij kwam ook uit op de Olympische Spelen in het Zwitserse Sankt Moritz. Willem Keetman uit Winkel werd zevende op het Europees Kampioenschap van 1932.
Misschien wel de beste Noordhollandse schaatsenrijders aller tijden is wel Jan Langedijk uit Noord-Scharwoude, geboren in 1910 als derde zoon van een tuinder. Jan was zo goed dat hij in 1930 door de nationale schaatsbond werd gevraagd om met de selectie te worden uitgezonden naar het buitenland. Naar Davos, een wereldreis in die tijd.

Tijdens hele strenge winters gingen niet alleen mensen het ijs op; ook paarden moesten mee.Tijdens hele strenge winters gingen niet alleen mensen het ijs op; ook paarden moesten mee. Op de foto, genomen in Nieuwe Niedorp in de winter van 1916/1917, tuigde men het paard feestelijk op voor een tocht met de arreslee. (C. Modder, Aartswoud)