Gertje Visser was de loopjongen van Piet de Wit.Gertje Visser was de loopjongen van Piet de Wit, eigenaar van manufacturenwinkel ‘De Magneet’ uit Bovenkarspel. Toen Gertje Gerrit werd, begon hij voor zichzelf, maar niet met heel veel succes. Zijn eigen stoffenzaak ‘O.A.D. Wonderkuil’ – O.A.D. stond voor Onder Aan De – ging in de crisisjaren onderuit. Later werd Visser marktkoopman en herbergier. (P.M. Rooker, Enkhuizen)

Vaders verzetje was zijn bezoek aan de scheerwinkel, alwaar de laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en 's zomers gezellig kletsen met de mannen van de buurt. Na 1900 lazen veel mensen de krant samen met de buren.
Armoe was troef. Als moeder winterdag een kind om een ‘boôskip’ naar de kruidenierswinkel stuurde, moest de papieren zak met suiker of pot stroop wèl opgeschreven worden, want het was nog lang geen ‘eerappelerôderstoid’. Iedere halve cent moest omgekeerd worden. Hadden de landbouwers in de crisistijd het ongeluk dat de piepers doordraaiden, op een ‘aardappelkerkhof’ gestort moesten worden en met petroleum overgoten (om nogmaals veilen of opeten te voorkomen), dan wist men niet hoe rond te komen. Zo werden er in 1933 in Grootebroek 730 spoorwagons met aardappelen vernietigd. Soms bracht een bloemkool nog geen anderhalve cent op!
Visboer Jaap Edelenbosch bezorgde omstreeks 1940 met zijn viswagen de vis in Lutjebroek.Visboer Jaap Edelenbosch bezorgde omstreeks 1940 met zijn viswagen de vis in Lutjebroek. Misschien dat hij met zijn garnalen leurde met dit versje: ‘Grote Garnaléééé, De duvel zal je haléééé, As je niet betaléééé!’ (M. Reus, Grootebroek)

Schaatsen voor weduwen

Te Andijk verstrekte de diaconie der Nederlands Hervormde Gemeente tussen 1750 en 1800 levensmiddelen als kaas, vlees, spek, grauwe erwten, gort, meel en ook turf. Tijdens strenge winters werden er voor arme mensen hardrijdwedstrijden georganiseerd. Jongens uit het dorp schaatsten dan voor weduwen en wonnen bonen, erwten, worst, spek of ham. Velen leefden van de bedeling. Vanuit de kerk werd voedsel, brandstof en dergelijke verstrekt.
Het gezinsleven bracht ook spanningen met zich mee. Kijvende en scheldende vrouwen, mannen die hun vrouwen sloegen, mensen die elkaar terroriseerden. Zo vergaderde de kerkeraad van Twisk menigmaal over het geval van vrouw Geert Cornelis. In juni 1669 was het weer raak, omdat zij haar man vreselijk had uitgescholden, ‘menighmael uijtroepende: hij mach het gat uijt, hij magh nea oostindie vaeren.’
En wat voor handelsvolk scharrelde er niet geregeld – per handkar, bakfiets of hondekar – langs de weg, dat het op de inhoud van moeders portemonnee had gemunt? ‘Lappiespoep’, ‘kassiesventer’ (marskramer), scharensliep, visboer, orgelman, rozenkransen- en kerkboekenventer, kooplui met ‘diggelegoed’ (aardewerk), bedelaars en in de sinterklaastijd speculaasvrouwtjes, weduwvrouwen met koektrommels vol speculaas. Lastige heerschappen moesten met een smoesje afgewimpeld worden.

Waarschijnlijk door de vele handelscontacten met steden, gelegen aan de Oostzee.Waarschijnlijk door de vele handelscontacten met steden, gelegen aan de Oostzee, was in elk van de Westfriese steden een kleine, maar welvarende lutherse gemeente; ook in Medemblik. Vanaf 1859 kwamen de lidmaten bijeen in de kerk aan de Westerhaven. Op de foto de lutherse dames krans omstreeks 1930, handwerkend in het kerkgebouw. (OVM)