De Westfriese droogmakerijen leverden in tegenstelling tot de rijke gronden van Beemster en Schermer weinig voordeel op voor de beleggers. De bodem van de nieuwe polders bestond voornamelijk uit onvruchtbare, waardeloze slappe, zandige klei.
De Drechterlandse Noorderdijk bij Andijk bleef bij de januaristorm van 1916 op het nippertje voor doorbraak gespaard.De Drechterlandse Noorderdijk bij Andijk bleef bij de januaristorm van 1916 op het nippertje voor doorbraak gespaard, dankzij de massale inzet van het dijkleger, dat voor het eerst tijdens zijn werkzaamheden werd gefotografeerd. Alles wat gebruikt kon worden was ingezet: kruiwagens, schoppen, paarden, planken voor noodbekistingen en de handen van vele, vele werkers die van geen ophouden wisten. De 228 Andijker huisjes verderop aan de voet van de dijk werden in de jaren twintig afgebroken omdat de dijk aan de binnenzijde versterkt moest worden met een binnenberm. (J. Mantel, Enkhuizen)

Het polderbestuur van de Heerhugowaard heeft daarom de eerste vijftig jaar herhaaldelijk toestemming gevraagd de polder tot rietland te mogen maken. Dan hoefden er minder polderlasten te worden betaald. In 1681 dreigde het polderbestuur het land onder water te laten lopen. Dan konden er tenminste nog visrechten worden geheven. De Waard bood een armoedig aanzien. Niet voor niets kreeg ze de bijnaam ‘armenpolder’. Er wilde van alles groeien, ‘hermoes, hoefbladeren, stinckert, needgras, quade steeckelen en netelen’, maar geen goed gewas. Bosland ging ook nog. Elzen, wilgen, essen en later iepen. In 1808 bestond de polder voor een kwart uit (aangeplant) bosland. Dat was hoofdzakelijk bestemd voor brandhout en voor humusvorming van de arme grond. Slechts vijftien procent van de polder was geschikt als bouwland; de rest was weidegrond.Het leverde allemaal zo weinig op dat bij herhaling vrijdom van belastingen werd gevraagd.Het leverde allemaal zo weinig op dat bij herhaling vrijdom van belastingen werd gevraagd. In de Schagerwaard viel tegen 1800 geen vee meer te bekennen. En aangezien de landerijen ongeschikt waren voor bezaaiing, is de polder toen maar ‘geabandonneerd’, dat wil zeggen in de verkoop aangeboden. Maar kopers kwamen niet opdagen. Pas rond 1900 zouden de arme Westfriese droogmakerijen dankzij de komst van de kunstmest en door een verbeterde waterhuishouding een flink rendement gaan opleveren.

Paalwormen in de dijk

In de jaren na 1700 werd in West-Friesland veel armoe geleden. De veestapel werd jarenlang getroffen door de runderpest. Twee op de drie koeien stierven. Boeren gingen failliet, het bevolkingsaantal liep terug van 110.000 in 1622 tot 62.000 in 1795. Tot overmaat van ramp stortte het complete dijkensysteem ineen.

Ook de Wierdijk in Enkhuizen.Ook de Wierdijk in Enkhuizen (rechtsboven, ZZM) liep bij de stormramp van januari 1916 grote schade op, evenals de aansluitende Noorderdijk (onder, AWG). De ramp van 1916 had als gunstige nasleep dat het parlement vlot een beslissing nam over de toekomst van de zo grillige Zuiderzee. De Afsluitdijk zou er (eindelijk) komen.