Alleen de kerken met directe omgeving staken nog boven het water uit.
Bepaald werd nu dat het oppertoezicht over de dijken voortaan in handen kwam van de Hollandse graaf. Daaraan hebben we het te danken dat in 1320 de Westfriese Omringdijk voor de eerste maal werd opgemeten. Hoe oud de 126 kilometer lange dijk precies is, weet niemand. Wel heeft J.J. Schilstra, de populaire historicus van polders, dijken en molens in Noord-Holland, er over geschreven dat ‘er langer aan gewerkt is dan aan de piramiden, kathedralen en de Chinese Muur’. Algemeen wordt aangenomen dat de dijk rond 1250 is voltooid.

In kasteel Radboud te Medemblik resideerde van 1300 tot 1503 de dijkgraaf van het Oosterdijkgraafschap.In kasteel Radboud te Medemblik resideerde van 1300 tot 1503 de dijkgraaf van het Oosterdijkgraafschap, dat de ambachten de Vier Noorder Koggen en Drechterland omvatte. Het kasteel werd intens gebruikt. Als versterking in tijden van oorlog; als toevluchtsoord voor de bevolking tijdens watersnoden; ook werd er recht gesproken, en jarenlang vergaderden hier de dijkgraven, heemraden en waarschappen van beide ambachten.
Na de Middeleeuwen verloor het kasteel veel van zijn betekenis en raakte in verval. Slopers stonden klaar om het vrijkomende materiaal te gebruiken voor verbetering van de zeedijk. Gelukkig bleef het kasteel voor het nageslacht behouden (WFM)


Graaf Jan van Henegouwen was degene die de opdracht gaf om de dijk op te meten, landmeter Willem Veren Bartensoen verrichtte de werkzaamheden. Er werden nadien vier Westfriese ambachten opgericht, die door de graaf verantwoordelijk werden gesteld voor de zeeweringen en beheersing van het waterpeil. Meest westelijk lag het Geestmerambacht. In het noordwesten bevond zich de Schager- en Niedorperkogge. Oostelijk daarvan tot voorbij Medemblik de Vier Noorder Koggen. Het vierde ambacht was Drechterland. Enkhuizen en Hoorn waren hier de belangrijkste steden, ieder met een eigen dijkgraaf. Tot 1503 hadden Drechterland en de Vier Noorder Koggen samen één dijkgraaf.

Gevaar uit alle hoeken

Rustig is het rond de Omringdijk nooit geweest. Het gevaar dreigde van alle kanten. Kwam de storm uit het westen, dan liep de dijk tussen Krabbendam en Schagen gevaar.

Deze kaart uit 1723, dezelfde waarvan de peilende landmeter op de omslag afkomstig is.Deze kaart uit 1723, dezelfde waarvan de peilende landmeter op de omslag afkomstig is, toont Enkhuizen, vooruitgeschoven als een kaap in de zee. We zien een deel van de polder Het Grootslag (‘Banne van Enkhuysen’) en ten oosten daarvan een kaarsrechte dijk. Het is de inlaagdijk, die omstreeks 1390 is aangelegd tussen Enkhuizen en De Ven. (WWF)

Zat de storm in de noordhoek, dan werd het water van de Heerhugowaard tegen de Huigendijk gestuwd en dreigden problemen voor het gebied tussen Schagen, Medemblik en Enkhuizen. Over de hele lengte tussen Barsingerhorn en Medemblik ontstond als gevolg daarvan in 1335 de noodzaak een inlaagdijk aan te leggen, kilometers diep het land in. Zelfs is in deze jaren serieus overwogen Medemblik aan de zee prijs te geven. Stad en kasteel waren als een kaap in zee komen te liggen. Als nasleep van een zware stormvloed op 9 oktober 1375 werd Immerhorn, noordelijk van Enkhuizen, verlaten. Zuidelijke winden leverden weer andere problemen. De Huigendijk kreeg dan te maken met opwaaiing van de Schermer. Ook dreigde gevaar voor de Omringdijk in de ‘oksel’ van West-Friesland tegenover Hoorn. Ter plekke was in 1394 zoveel voorland verloren gegaan, dat ook daar een inlaagdijk moest worden aangelegd. Scharwoude werd buitengedijkt. In het binnenland groeiden de problemen door de voortdurende maaiveld daling. Rond Berkhout kwam tussen 1200 en 1700 het land twee à drie meter lager te liggen. In andere veengebieden was de situatie weinig beter. Extra voorzieningen waren dus nodig. Zo werd de Ooster- of Ambachtsdijk tussen Dirkshorn en de Langedijk aangelegd om de landhonger van de Grote- of Heerhugowaard te beteugelen. De Bobeldijk tussen de Risdam (het Keern) en de Spierdijk werd opgeworpen om uitbreiding van de Baarsdorpermeer tegen te gaan. De Wogmeer veroorzaakte de nodige last aan de bewoners van Obdam en Hensbroek. Toen Obdam zich rond 1550 tegen de land afslag ging verweren door het aanleggen van dammen, kregen de omliggende plaatsen met overlast te kampen.