In De Streek en aan de Langedijk gingen boeren over tot het telen van handelsgewassen als kool, knollen, uien en wortelen. Veeboeren stelden zich in op het maken van boter en harde ‘zoetemelkse’ kaas.
Een van de mooiste stolpen van West-Friesland, De Barmhartige Samaritaan, staat in Westerblokker. De boerderij werd gebouwd in 1659. Opvallend is de trapgevel, die de boerderij een stads uiterlijk geeft. In de 17de eeuw woonde hier een rijke Hoornse koopman. De foto is uit 1910. (AWG)
In 1648 was de Tachtigjarige Oorlog afgelopen en werd er in de Republiek orde op zaken gesteld. De handel met de Oostzeelanden en met Azië bloeide; zelfs de erfvijand Spanje werd een belangrijke afnemer van kaas.
De boerenbehuizingen waren niet alleen groter geworden, maar ook doelmatiger. Ze boden eindelijk ook wat meer comfort aan de bewoners. Uit het Friese langhuis, dat sinds de bronstijd niet wezenlijk was veranderd, had zich in West-Friesland na 1500 de langhuisstolp ontwikkeld op het hoger gelegen land. De behoefte om zowel hooi als graan droog op te kunnen slaan lag aan deze ontwikkeling ten grondslag. Er zijn nog maar weinig boerderijen van het type langhuisstolp over. Een bekende langhuisstolp staat op de terp Avendorp bij Schagen, waar in 1769 Pieter Kromhout boerde.
Aan de Middenweg in Heerhugowaard staat de Maria Jacoba Hoeve. De boerderij was oorspronkelijk van Pieter Wonder, wiens vader burgemeester van Heerhugowaard was geweest. Samen met zijn zoon Pieter staat hij hier omstreeks 1925 voor zijn huis. Aan het begin van de 20ste eeuw liet hij het voorhuis met Jugendstil-elementen bouwen, een teken van rijkdom. (C. Modder, Aartswoud)
Naast de langhuisstolp ontstond rond 1600 de Westfriese stolp. De Barmhartige Samaritaan in Westerblokker, gebouwd in 1659, is daar een mooi voorbeeld van. Bij dit type is de woning vrijwel geheel onder het stolpdak opgenomen. Het voorhuis, gelegen onder een karakteristiek topgeveltje, deed uitsluitend dienst als pronkkamer en werd lange tijd nooit bewoond. Toch bevindt zich wel een buitendeur in die pronkkamer. Deze statiedeur of dooddeur werd alleen geopend om een bruidspaar binnen te laten, of na het overlijden van een bewoner om de kist uit te dragen. Deze oude traditie bleef nog tot in twintigste eeuw voortleven. Dirk Smit, een boer van de Nes te Schagen, overleed op 29 januari 1938. Hij moest via de koestal naar buiten worden gebracht, omdat men de lang buiten gebruik zijnde dooddeur niet open kon krijgen.
Ieder ander die de boerderij in of uit wilde, moest altijd via de koestal. Dat was ook het geval bij de rond 1650 opkomende Noordhollandse stolp. De kleine Jan van Twuijver legde op 13 mei 1745 aan de Langedijk de eerste steen voor zo'n prachtige Noordhollandse stolp. Deze boerderij werd in opdracht van zijn vader, Jacob van Twuijver, gebouwd. Het hoogtepunt van de ontwikkeling van dit type stolp ligt in het midden van de negentiende eeuw.
Er zijn drie hoofdtypen stolpboerderijen te onderscheiden: de langhuisstolp (links), die tussen 1500 en 1800 in West-Friesland werd gebouwd; de Westfriese stolp (midden) en de Noordhollandse stolp (rechts). (J. de Wit, Schagen)