Toch kwamen het verbindingskanaal en de aanleghaven in Schagen er pas ruim een eeuw later. Het vervoer over water had toen al veel aan betekenis verloren. Wel had de stad enig profijt van een bedijking, de Anna Paulownapolder, drooggelegd in 1844. Het nieuwe land leverde meer agrarische producten op de Schager markt. Bovendien verbleven er de arbeidskrachten voor de drooglegging. De herbergen en kroegen deden aan het eind van de week goede zaken als de werklieden hun loonzakje ontvangen hadden. Tussen 1849 en 1879 verdubbelde het aantal huizen in Schagen naar ruim 700.

Ontslag voor lantaarnopstekers

Door de slechte economische toestand van de stad Enkhuizen, moest het stadsbestuur bezuinigingsposten in de begroting zien te vinden. Zo werden de lantaarnopstekers, mannen die iedere avond de lantaarns in de stad met brandstof vulden en ontstaken en 's ochtends weer doofden, op vele fronten getroffen door de bezuiniging.

Hun jaarloon kon wel wat minder, vonden de magistraten. In plaats van ƒ 95,- moesten ze het doen met ƒ 75,- per jaar. Tien van de dertig lantaarnopstekers die de stad rijk was werden omslagen, terwijl het aantal branduren van de lantaarns omlaag ging van veertien naar zeven uur. Voor de burgers van de stad bleven deze bezuinigingen niet onopgemerkt. De straten werden later verlicht en weer eerder donker.

Woningen voor ‘mingegoeden’

Alle steden kregen vanaf halverwege de vorige eeuw te kampen met woningnood. Voor de verarmde bevolking was er onvoldoende betaalbare woonruimte beschikbaar. Enkele rijke stadsbewoners trokken zich het lot van deze mensen aan en zetten zich in voor goede huisvesting. Hoornse particulieren richtten rond 1860 de Vereniging tot het Stichten van woningen voor Arbeiders en Mingegoeden op. Zij lieten arbeiderswoningen bouwen, maar dat loste de woningnood nog niet op. Om de huur te kunnen opbrengen namen velen in hun toch al kleine woning een kostganger in huis. In Hoorn werd in 1904 in twintig procent van de eenkamerwoningen een kostganger aangetroffen!
Begin 20ste eeuw werd in Schagen de Magnusbuurt gebouwd, de eerste moderne stadsuitbreiding.Begin 20ste eeuw werd in Schagen de Magnusbuurt gebouwd, de eerste moderne stadsuitbreiding: arbeiderswoningen mét riolering. Op de foto de Cornelis Bokstraat. De wc's waren ingebouwd tussen het huis en het achterschuurtje. Op slot kon de wc-deur niet; ook voorbijgangers maakten er daarom wel eens gebruik van. (N. Dekker-Loer, Schagen)

In Enkhuizen overleed in 1885 vrouwe Maria Margaretha Snouck van Loosen. Zij had bepaald dat het gehele familiekapitaal van vijf miljoen gulden moest worden belegd. Van de rente moesten in Enkhuizen arbeiderswoningen en een ziekenhuis worden gebouwd. Zij had geen armzalige arbeiderswoninkjes voor ogen, maar een villapark van ruime huizen met minimaal drie slaapkamers. De gedempte Binnenhaven werd de locatie. In haar testament bepaalde vrouwe Maria Margaretha tevens dat de woning van de familie Snouck van Loosen aan de Dijk 36 een tehuis moest worden voor bejaarde dames uit gegoede stand die verarmd waren.
Na de invoering van een nieuwe wet in 1901 konden woningbouwverenigingen met subsidie woningwetwoningen bouwen. In West-Friesland was Arbeidersbelang uit Hoorn de eerste vereniging die in 1909 woningwetwoningen liet zetten.

Toen in 1885 Maria Margaretha Snouck van Loosen overleed, bepaalde zij bij testament.Toen in 1885 Maria Margaretha Snouck van Loosen overleed, bepaalde zij bij testament, dat haar nalatenschap ten goede moest komen aan de minderbedeelden. Daartoe werd in haar woonplaats Enkhuizen een complex arbeiderswoningen in een parkachtige omgeving aangelegd: een bijzonder monument van volkshuisvesting uit een periode dat een bescheiden inkomen nog vrijwel altijd gelijk stond aan slechte woonomstandigheden. Deze foto van het Snouck van Loosenpark werd rond 1900 gemaakt vanaf het station van Enkhuizen. (AWG)