Redactie en samenstelling: Ed Dekker, Herman Lambooij, Herman Lansdaal, Jaap Raat, Peter Sasburg en Mieke Scharloo.
Bijschriften: Daan Meijer.
Tekst: Martien Hoogland.
Met dank aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken Noordwest-Holland.
Medemblik, de oudste stad van West-Friesland, was al omstreeks het jaar 700 een belangrijke schakel in een internationale handelsroute, die via de Rijn en het Almere liep naar de Noordzee en de Oostzee. Handelaren en schippers bevoeren vanuit de Oude Haven het gehele kustgebied van de Noordzee, van Vlaanderen tot Duitsland. Handelswaar bestond uit gedroogde vis en zout, dat gewonnen werd in Zeeland en bij Workum en Dokkum. In Medemblik werd ook graan en het Friese laken verhandeld. Het laken werd ter plekke gemaakt van wol van schapen uit de omgeving van de stad.
Na de opkomst van de graven van Holland na 900 werden de handelsroutes verlegd, waardoor de positie van Medemblik als internationale handelsstad verzwakte. De nieuwe machthebbers richtten zich op de monding van de Rijn, nabij Dordrecht. Het waterrijke West-Friesland raakte geïsoleerd van het gewest Holland. Aan deze situatie kwam in 1289 een einde toen West-Friesland opgenomen werd in het graafschap Holland.
Na de voltooiing van de omringdijk omstreeks 1250 vestigden veel mensen zich aan de randen van West-Friesland. Zij leefden van handel en visserij. Vanaf ongeveer 1450 namen Westfriezen de hegemonie over van de Hanzesteden, zoals Kampen en Lubeck.
Haring op de Rode Steen
Westfriese schippers haalden voortaan graan uit het Oostzeegebied (Pruisen en Polen). In het voorjaar werd mager vee uit Duitsland en Denemarken aangevoerd om het op de sappige Westfriese weiden vet te mesten. In het najaar werd dat verkocht op de ossenmarkt van Hoorn die uit 1340 dateerde. Kopers waren de slagers van Amsterdam en Haarlem.
Kaas was eerst nog afkomstig uit Engeland, maar na 1350 gingen Westfriese boeren steeds meer zelf kaas maken. Alkmaar nam rond 1365 een waag in gebruik. De kaashandel was van oudere datum.
Blik op de groentenveiling op 't Hoog in Avenhorn in 1918. (D. Schuijtenmaker, Grosthuizen)