De oorzaken daarvan waren inklinking van de grond en overstromingen. Vooral in de jaren 1170-1250 hadden stormvloeden grote gevolgen: het Almere veranderde in de Zuiderzee en West- en Oost-Friesland werden van elkaar gescheiden. Het landverlies en de watersnoodrampen beperkten de mogelijkheden voor de veeteelt. Veel boeren vervielen tot armoede en waren sneller geneigd tot opstand en plundertochten in het aangrenzende Kennemerland. Tegelijkertijd streefden de Hollandse graven naar uitbreiding van hun macht. Het gevolg was een oorlog met tussenpozen die anderhalve eeuw voortduurde.
De strijd speelde zich meestal af aan de noordgrens van Kennemerland, waar de Rekere de grens vormde tussen Holland en West-Friesland. In de winter van 1132-1133 zette graaf Dirk VI de aanval in als vergeldingsactie tegen de ‘ongehoorzame en ontrouwe’ Westfriezen. Door de strenge vorst was de grond hard geworden, zodat de graaf gebruik kon maken van zijn ruiterij. Enkele dorpen werden platgebrand.
Boerenleger voor één dag
De Middeleeuwse manier van oorlogvoeren van de Westfriezen week af van die van de Hollanders. Tegenwoordig wordt wel gesproken over ‘de Westfriese guerilla’. Eenmaal per jaar kwamen de Westfriezen op een landdag bijeen. Hier werd overleg gepleegd over onder meer militaire zaken. De legers werden geleid door veteranen en jongeren met een specifieke deskundigheid. Omdat in West-Friesland geen lokale adel bestond, ging het om boerenlegers. De aanvallen duurden dan ook meestal maar één dag. De boeren, die zich vooral met vetweiderij bezighielden, konden hun vee niet langer alleen laten. Daarom was hun tactiek meer op aanvallen, plunderen en wegwezen gericht dan op een langdurige belegering. Het liefst trok West-Friesland in de wintermaanden ten strijde. De boeren hadden het in de zomer te druk met hooien.Floris de Zwarte
De Westfriezen zwoeren wraak en zij gingen een verbond aan met de broer van de graaf, Floris de Zwarte die probeerde de macht te grijpen. Zij plunderden Alkmaar en verwoestten diverse kastelen in Kennemerland.
Afbeelding van Ridder Magnus, een legendarische figuur in de geschiedenis van Schagen en omgeving. Mogelijk heeft hij meegevochten in de Vierde Kruistocht naar Damiate (1219). Schagen noemt zich met enige voorliefde Magnusveste. (HVS)
Ook in 1155 en 1166 deden de Westfriezen aanvallen in Kennemerland; de laatste aanval was een wraakoefening op een Hollandse plundertocht in de richting van Schagen. Ditmaal trokken de Westfriezen niet via de Rekere maar via de reeks eilandjes boven de ‘Oeterleec’ naar Alkmaar. Tachtig Alkmaarders vonden de dood, de stad werd in brand gestoken. Graaf Floris III wachtte tot de winter van 1168 om terug te slaan. Hij trok met zijn riddermacht op in de richting van Schagen.
Enkele ridders gingen ongeduldig ver voor de hoofdmacht uit naar Schagen, staken daar wat huizen in brand, doodden enkele inwoners en stalen het vee. Uitgelaten keerden zij terug naar het leger van de graaf... en liepen regelrecht in een hinderlaag van de Westfriezen. Slechts een enkele ridder wist het vege lijf te redden, de overigen sneuvelden en werden in de abdij te Egmond begraven. Een jaar later zetten de Westfriezen een aanval in via de Rekere, maar graaf Floris was hierop voorbereid. Hij liet zelfs Vlaamse huurlingen komen met kruisbogen, een nieuw wapen met een groter bereik. Zij werden per boot vanaf kasteel te Boekel bij Alkmaar aangevoerd om de aanval af te slaan. De Westfriezen werden op de vlucht gejaagd en trokken zich terug in de belangrijkste verzetshaarden Winkel en Niedorp. De zwaar bewapende ruiters durfden echter de achtervolging in deze drassige gebieden niet aan.