Niet alleen in Nieuwe Niedorp en Hem kon men lessen in de stuurmanskunst volgen. Van Aartswoud, Benningbroek, Bovenkarspel, Oosterblokker, Oostwoud en Wognum is ook vast komen te staan dat die mogelijkheid er bestond.
In 1597 werden de zaken rond de oorlogsvloot van de Republiek geregeld. Er kwamen vijf min of meer zelfstandige, lokale of regionale organisaties, de Admiraliteiten: Amsterdam, Rotterdam, Friesland, Zeeland en in ons gebied de Admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwartier. Deze instelling zetelde beurtelings in Hoorn en Enkhuizen.

Bij kleinere schepen was de bovenzijde van het roer vaak versierd.Bij kleinere schepen was de bovenzijde van het roer vaak versierd. Men kende de roerklik, -leeuw en -kop. Links is een roerkop, voorstellende de Romeinse godin Flora. Een andere vorm van scheepssier was het hakkebord (rechts). Dat was te zien op het achterboord van hektjalken en kagen. Dat achterboord werd ook wel hek, hakke of statie genoemd. Vaak was het een houtsnijwerk met daarop een bijbelse voorstelling. (ZZM)

Medemblik als oorlogshaven

Aanvankelijk kon de Westfriese Admiraliteit nog redelijk aan haar verplichtingen bij het uitrusten van schepen voldoen. Het grootste deel van de inkomsten kwam uit de convooien en licenten, een soort in- en uitvoerrechten die door de koopvaardij werden opgebracht. Maar toen in de achttiende eeuw de scheepvaart voor West-Friesland steeds minder betekende, was de Westfriese Admiraliteit niet meer in staat voldoende aan 's lands verdediging bij te dragen.
In 1795 werden de vijf Admiraliteiten vervangen door één Comité tot de Zaken van de Marine. Kort daarop viel het besluit dat te Medemblik een marinewerf zou worden gesticht. Na een kort bezoek van Napoleon in het najaar van 1811 werden Nieuwediep bij Den Helder, Medemblik en Hellevoetsluis de enige oorlogshavens van ons land. Snelle ontwikkelingen op de Rijkswerf Willemsoord te Nieuwediep en de opening van het Noordhollands Kanaal in 1824 betekenden het einde van de Medemblikker marinewerf die toen naar Nieuwediep werd overgeplaatst.

Cornelis Bok, cipier van Schagen, schilderde aan het begin van de 19de eeuw zijn woonplaats en de dorpen in de omgeving.Cornelis Bok, cipier van Schagen, schilderde aan het begin van de 19de eeuw zijn woonplaats en de dorpen in de omgeving. Ook in de Zijpe, waar hij vanaf de Grote Sloot, dit gezicht op Schagerbrug maakte. (HVS)