De Kolhorn 21 van schipper Jan Geel was een Staverse Jol.De Kolhorn 21 van schipper Jan Geel was een Staverse Jol. Hij ligt op de helling om nagekeken te worden. De Staverse jol is een ongewone boot voor Nederlandse begrippen, onder meer omdat hij geen zwaarden voert. Het schip was met name geschikt voor de visserij met staande netten. Lange netten werden de ene dag in zee gezet en de andere weer opgehaald om ze van de vissen te ontdoen. (P. de Groote, Winkel)

In 1886 was de Enkhuizer vissersvloot gegroeid tot 108 schepen, groot en klein. Bij de visserij op de Noordzeekust waren nog 45 schokkers en botters betrokken, op de Zuiderzee visten vijftien grotere vaartuigen. Daarnaast hielden 48 kleinere scheepjes – vletten, aal boten en pramen – zich bezig met de vangst van bot, ansjovis en paling.
Hoorn had alleen maar Zuiderzeevissers. In 1905 telde de vloot 31 schepen, waarvan 18 grote botters. Veel vissers lagen aan de Veermanskade. Bij het uitzeilen was het Houten Hoofd als uitvalsbasis gemakkelijker, maar bij storm uit het zuiden of zuid-oosten zeker niet. De sluisdeuren werden dan vaak gesloten, waardoor de Binnenhaven onbereikbaar werd. De vissers drongen jarenlang aan op de aanleg van een vluchthaven. Pas nadat tijdens een storm eind 1910 twee botters van hun ankers sloegen en verloren gingen, kwam er schot in de zaak. Een aanvankelijk anonieme gift van 10.000 gulden van mejuffrouw A. Brons Boldingh uit Hoorn deed de rest.
Scheepswerf van Gerrit Bakker aan de Hofstraat te Noord-Scharwoude.Scheepswerf van Gerrit Bakker aan de Hofstraat te Noord-Scharwoude. Bakker staat in het midden van de foto; zijn knecht Willem Tiel rechts. In het waterrijke gebied van Geestmerambacht waren veel kleine scheepswerven. De meest voorkomende type boten op dit soort scheepshellingen waren de schuit en de halve en driekwart praam, waarmee men modderde. Met de hele of koepraam bracht men het vee naar het land. Na de ruilverkaveling verdween deze bedrijfstak aan de Langedijk vrijwel geheel. (SLV)

Als mieren over de Zeedijk

In de meeste Zuiderzeedorpen waren ook vissers te vinden. Het Schellinkhouter register van vissersvaartuigen liep bijvoorbeeld tot de SH 17. De ansjovisteelt zorgde voor een aantal gelegenheidsvissers, vaak boeren en boerenarbeiders: ‘Als mieren kruipen zij over de Zeedijk en ze gebruiken alles wat maar kan drijven.’ De netten werden 's avonds uitgezet en 's morgens weer opgehaald.
In Kolhorn werden voor de ansjovisteelt vooral Staverse jollen gebruikt. Absoluut topjaar was 1913 met 90 vissers en 46 jollen, waaronder de KR 3, KR 4 en KR 5, ‘De Drie Gezusters’. De Kolhorner visserij stond goed bekend.
De komst van de Afsluitdijk in 1932 betekende het einde van haring en ansjovis. De bot wist zich nog enigszins te handhaven en vooral de palingvisserij nam toe. Terwijl er vóór de Afsluitdijk sprake was van een gevarieerd bedrijf, verdwenen nu de kleinere visserijbedoeninkjes.

Bedrijvigheid in de haven van Broekerhaven.Bedrijvigheid in de haven van Broekerhaven. (K. Steltenpool, Broekerhaven)