De eerste tochten naar Azië werden wel in Portugese dienst gemaakt. Dirk Gerritsz Pomp uit Enkhuizen ging in 1556 op elfjarige leeftijd naar zijn ooms in Lissabon om er het koopmansvak te leren. In 1568 vertrok hij naar India, waar hij ruim twintig jaar in de Portugese nederzetting Goa woonde en werkte. Zijn verblijf daar werd onderbroken door enkele verre en langdurige reizen naar Japan en China, waaraan hij zijn tweede naam Dirk China te danken had. In Goa ontmoette hij zijn plaatsgenootjan Huygen van Linschoten. Deze was naar zijn twee halfbroers in Sevilla vertrokken, omdat hij meer van de wereld wilde zien. Na terugkomst in Enkhuizen nam Van Linschoten deel aan een tweetal Nederlandse poolexpedities, waarbij werd geprobeerd om via een noordelijke route Azië te bereiken. Het beoogde doel werd echter niet bereikt. In 1610 ontwierp de Admiraliteit van Amsterdam nieuwe plannen om een doortocht via het noorden te vinden. Op 28 maart 1611 vertrokken de twee jachtjes ‘De Vos’ en ‘De Craan’ met als schippers Jan Cornelisz May van Schellinkhout en Sijmen Willemsz Cat uit het Westeinde van Enkhuizen, maar ook deze poging mislukte.

Overwinteren op Jan Mayen

Outger Jacobsz van Bovenkarspel is bekend geworden door de ongelukkig afgelopen overwintering op Jan Mayen. Op 26 augustus 1633 vertrok de walvisvloot naar het vaderland, een gezelschap achterlatend van zeven mannen dat zich onder aanvoering van Outger Jacobsz voor een overwintering had aangemeld. Op 30 april 1634 stopten de op het eiland bijgehouden dagboekaantekeningen die later in druk zijn uitgegeven. De mannen hadden het niet overleefd.
Een Engelsman die in 1911 en 1912 Jan Mayen bezocht, deed de Nederlandse regering het aanbod om kosteloos een steen ter herinnering aan de zeven moedige Hollanders op het eiland te plaatsen. Een blok Noors graniet van 3000 kilo werd bewerkt, van een inscriptie voorzien en naar Engeland overgebracht. Toestanden van ijs, wind en weer verhinderden de plaatsing. In 1925 werd in de Waag op de Amsterdamse Nieuwmarkt een zwaar steenblok ontdekt, waar niemand raad mee wist. Uiteindelijk werd duidelijk dat het om de gedenksteen voor Outger Jacobsz en zijn kameraden ging. Het duurde evenwel nog vijf jaar voordat het monument kon worden geplaatst.
Hr Ms Nautilus verzorgde het transport en op 25 juli 1930 vond de onthulling op het Jan Mayen eiland plaats. Jan Huygen van Linschoten (1562-1611) groeide op in Enkhuizen.Jan Huygen van Linschoten (1562-1611) groeide op in Enkhuizen. In dienst van de Spanjaarden en Portugezen verzamelde hij in de loop van de tijd veel gegevens over zeeroutes en andere culturen. In 1592 keerde hij terug in Enkhuizen. Zijn reisverslag en beschrijvingen van andere volkeren en culturen waren voor de 17de-eeuwse Oostindiëvaarders zeer belangrijke handboeken. Zelf probeerde hij tot twee keer toe een noordelijke route naar de Oost te vinden, echter zonder succes. De ton die Huygen van Linschoten op een eiland in het poolgebied achterliet als baken voor andere verkenners, werd in het bekende kinderliedje symbool voor de tragische ontdekkingsreiziger, die zijn eigen grenzen niet kende. (WFM)

Eiland Jan Mayen

De Amsterdamse zeevaarder Jacob le Maire en de Hoornse schipper Willem Cornelisz Schouten probeerden op een geheel andere manier Azië te bereiken. Zij voeren met de schepen ‘Eendracht’ en ‘Hoorn’ rond de zuidpunt van Amerika en bereikten inderdaad Indië. Ten zuiden van Vuurland werden een tot dan onbekende straat en kaap ontdekt die Straat le Maire en Kaap Hoorn werden genoemd. Enkele jaren na Jan Cornelisz May voer er opnieuw een May uit Schellinkhout naar het noorden. Jan Jacobsz May, schipper op ‘De Gouden Kat’ van Amsterdam, en Jacob de Gouwenaar, schipper op ‘De Oranjeboom’ van Enkhuizen, ontdekten er een onbekend eiland. Naar Meester Joris Carolus, een Enkhuizer schoolmeester die als stuurman en kaarttekenaar mee was, werd het eiland Mr. Joriseiland genoemd. Die naam heeft het niet behouden, het eiland tussen Groenland en Noorwegen kennen we nog steeds als Jan Mayen.

Kort na 1600 vonden de eerste activiteiten met betrekking tot de walvisvaart plaats. In 1612 werden twee schepen vanuit Holland uitgereed, een jaar later al zeven. Hiervan stond er één onder het commando van Jan Jacobsz Boots van Medemblik, één onder dat van Cornelis Pietersz Vrijer van Enkhuizen en werden er twee vanuit Hoorn uitgereed.
De walvisvaart leidde in verschillende havensteden tot traankokerijen. In 1651 en 1660 werden kokerijen te Medemblik gebouwd, respectievelijk op een perceel land bij de Oosterdijk en op het Zuiderhoofd. Vanwege de stank mochten ze alleen worden gestookt bij aflandige wind.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw was de walvisvloot nog tamelijk klein, zo'n 20 à 25 schepen. Later in de eeuw groeide het aantal fors en werden er soms meer dan tweehonderd uitgereed. Bijna een vijfde deel van die schepen kwam toen uit West-Friesland.