Redactie en samenstelling: Ed Dekker, Herman Lambooij, Herman Lansdaal, Jaap Raat, Ruud Roodhorst en Peter Sasburg.
Bijschriften: Daan Meijer.
Tekst: Martien Hoogland.
Met dank aan de diaconie van de HOSOH-gemeente.

Voorzien van kelken, liturgische gewaden, boeken, gereedschap, drank, voedsel en nachtbedekking, ondernam de Engelse Benedictijner monnik Willibrord in het jaar 690 met twaalf gezellen de riskante reis vanuit het Ierse klooster Rathmelsigi naar de Friese landen. Willibrord en de zijnen vestigden zich in de buurt van het huidige Utrecht. Hun bekeringswerk werd met redelijk succes bekroond. Willibrord had zich namelijk verzekerd van de steun van de Frankische heersers tegen de Friese koning Radboud. Bovendien waren de Angelsaksen en Friezen stamverwanten en keek een groot deel van de bevolking op tegen de missionarissen als vertegenwoordigers van de klassieke Romeinse cultuur. Enkele van Willibrords gezellen zijn voor West-Friesland van groot belang geweest. Adalbertus werd door Willibrord naar Egmond gezonden; Werenfried heeft vrij zeker enige tijd in West-Friesland gewerkt, onder andere in Wervershoof.
Willibrord en de zijnen hebben bijna volledige opruiming gehouden onder wat zij beschouwden als afgoderij en bijgeloof. Daarom is er weinig bekend van de godsdienst die ze hier aantroffen. Vrij zeker was het een vorm van magie, die de mensen enige zekerheid bood in een leven gekweld door honger, ziekte, voortijdige dood en onvruchtbaarheid. Wat zij vooral wensten was gezondheid voor hun vee, vruchtbare oogsten, succes in oorlogen, zonnewarmte, voldoende regen en een veilig hiernamaals.
Onze voorouders vereerden hun goden Wodan, Donar en Freya in tempels, bij beeldzuilen en in heilige bossen; hielden dodenmalen, vierden religieuze feesten en hun priesters slachtten offerdieren. Zondebesef was onbekend. En dat was nu juist een van de kernpunten van het christendom. Daarom legden de missionarissen boeteboeken aan waarin te lezen valt welke ‘bijgelovige’ praktijken de heidenen er op na hielden en welke gewoonten de nieuwbekeerden volgens de missionarissen moesten afleren.

Aan het begin van de 20ste eeuw stond naast de katholieke kerk van Wognum de kosterswoning.Aan het begin van de 20ste eeuw stond naast de katholieke kerk van Wognum de kosterswoning. In het winkeltje dat daarbij hoorde verkochten Dorus Putker en zijn vrouw niet alleen tabakswaren, maar vooral ook rozenkransen, kaarsen, heiligenbeeldjes en wijwaterbakjes. (A.A.G. Smit, Wognum)