Het gedicht werd later in het Geuzenliedboek opgenomen. Geuzenliederen werden direct na een belangrijke gebeurtenis opgetekend.
Verder schreef Valcoogh over de geschiedenis van De Zijpe en het boekje ‘Den Reghel der Duytsche (=Nederlandse) Schoolmeesters’, waarin hij zijn mening gaf over wat een schoolmeester allemaal moest kunnen, over wat de kinderen moesten leren, hoe verschillende kleuren inkt gemaakt werden en hoe een volwassene die het lezen machtig was, binnen een maand kon leren schrijven. Meester bemoeide zich ook met het gedrag van kinderen buiten de school: ze moesten bijvoorbeeld hun muts afuemen voor een man van eer.

Soudaensdochterken

De rooms-katholieke Thonis Harmansz van Warvershoof, een zestiende-eeuwer, was een vredelievend man. Hij bad liever voor de aanvallers van zijn kerk dan dat hij hen bestreed. Hij verzamelde een aantal godsdienstige liederen, die in Amsterdam werden uitgegeven onder de titel ‘Een suyverlick Boecxken’, in welk jaar is onbekend. Niet alle in dit bundeltje verschenen gedichten zijn van Thonis Harmansz. Zeer bekend werd de vertelling op rijm over een ‘soudaensdochterken’ (= dochtertje van de sultan): op een vroege morgen vraagt dit meisje zich af wie de maker van alle bloemen is. Op een nacht verschijnt Jezus, de maker van alle bloemen, voor haar venster. Voor hem verlaat ze het rijk van haar vader. Jezus vertelt haar over het rijk van zijn vader, waarin een uur gelijk is aan 90.000 jaar. Jezus gaat een klooster binnen en zegt haar op hem te wachten. Na verloop van tijd klopt ze aan, maar Jezus is er niet; de ‘poortier’ van het klooster leert haar het christendom en het meisje zweert de heidense wet van haar vader af. Zij gaat in een klooster. Wanneer zij sterft, geleidt Jezus haar naar het rijk van zijn vader.
Het soudaensdochterken, een beeldje van Jan van Druten, staat op het Bisschop Grentplantsoen in Wervershoof.
Na een bezoek aan de Amsterdamse Stadsschouwburg besloten enkele inwoners van Wijdenes.Na een bezoek aan de Amsterdamse Stadsschouwburg besloten enkele inwoners van Wijdenes het culturele leven van hun dorp een impuls te geven. In 1860 werd een eerste optreden verzorgd. Hierbij werd één van de hoofdrolspelers tijdens de uitvoering door een medespeler dusdanig aan het hoofd verwond dat hij niet verder kon spelen. Het enthousiasme was er niet minder om. Rederijkerskamer ‘'t Mosterdzaadje’ werd in 1861 opgericht. Ter ere van het 75-jarig bestaan liet het gezelschap zich in 1936 fotograferen. (AWG)

Medemblikker als Giovanni

‘Den reghel der Duytsche Schoolmeesters’ verscheen in 1591 in Amsterdam, bij Laurens Jacobsz, geboren in Barsingerhorn. Laurens Jacobsz is een van de Westfriezen die zich verdienstelijk hebben gemaakt in de boekenwereld. Hij was niet de eerste, want al in de vijftiende eeuw was Joannes van Medemblik naar Italië gereisd, waar hij, inmiddels Giovanni geheten, in 1478 een boek over geneeskunde drukte.
Laurens Jacobsz leerde in Amsterdam het bindersvak bij de uitgeverij van de Brabander Cornelis Claesz, volgens kenners de hogeschool van de boekhandel. Binden was een aparte bedrijfstak. Boeken gingen meestal in losse vellen over de toonbank. Kopers konden bij de boekhandelaar zelf maar ook bij een zelfstandige binder de losse vellen van een band laten voorzien. Sinds 1587 had Laurens Jacobsz een zeer goede naam als uitgever van bijbels en theologische werken. Hij nam zelf ook leerjongens in dienst, onder wie waarschijnlijk Harmen Allertsz, die in 1572 in Warmenhuizen was geboren. Harmen werd een zeer bekwaam binder, zelfs zo bekwaam dat hij mogelijk degene is geweest die als eerste in Amsterdam de kunst verstond om afdrukken op perkamenten banden te vergulden. Ook hij werd uitgever, van onder andere pamfletten en de (gewijzigde) versie van Joost Jansz Beeldsnijders landkaart van Noord-Holland uit 1608.

‘Dutch Marco Polo’

Cornelis Claesz had nog meer contacten met West-Friesland; hij had een vestiging in Hoorn en was boekhandelaar in Enkhuizen. In 1578 vestigde hij zich in Amsterdam waar hij zich na verloop van tijd specialiseerde in het uitgeven van werken op het gebied van de zeevaart, waarvoor wegens de ontdekkingsreizen veel belangstelling bestond.
Via François Maelson (1538-1601), stadsdokter, geleerde en vertegenwoordiger van Enkhuizen in de Staten van Holland, ontmoette hij ‘the Dutch Marco Polo’, de Enkhuizer zeevaarder Jan Huygen van Linschoten (1562/3-1611). Diens drie maritieme boeken werden door Claesz met prachtige gravures en kaarten in 1596 uitgegeven.
Gerrit Konsé (1751-1826) werd in 1791 aangesteld als stempelsnijder van de Westfriese Munt.Gerrit Konsé (1751-1826) werd in 1791 aangesteld als stempelsnijder van de Westfriese Munt. Vier jaar lang werkte hij in Enkhuizen en ontwierp hij (in spiegelbeeld!) de mallen voor de munten die in West-Friesland werden geslagen. (WFM)

In tegenstelling tot Cornelis Claesz richtten boekenmakers in West-Friesland zich, voornamelijk met godsdienstige lectuur, op de binnenlandse markt. In 1624 verscheen in Hoorn Camphuysens Stichtelijke rijmen ‘om te lesen of te singen’, een van de meest gelezen liedboeken in de zeventiende eeuw. Dirck Rafaëlsz Camphuysen (1586-1627), geboren in Gorkum, was een paar jaar remonstrants predikant in Vleuten, maar dreef later een vlashandel in Dokkum. In 1624 kwam hij enkele maanden naar Hoorn om de uitgave van zijn gedichten te begeleiden. Een andere bestseller was Willem IJsbrantz Bontekoe's Journaal ofte Gedenckwaerdige Beschrijvinghe van de Oost-Indische Reyse, uitgegeven door Jan Jansz Deutel in Hoorn (1646).