De toneelstukken die in de tweede helft van de negentiende eeuw tijdens de kermis in grote tenten werden opgevoerd, waren niet alleen komedies met veel muziek, maar ook ernstige spelen van schrijvers van de ‘grote literatuur’ zoals Hauptmann en Ibsen. Ze werden gespeeld door bekende beroepsacteurs en -actrices; die hadden in de zomermaanden geen contract en verdienden op deze manier hun brood. Ook met het nieuwe medium film maakte menigeen omstreeks 1900 kennis in een kermistent. Rondtrekkende operateurs draaiden er hun films, in een rijdende bioscoop.

Opname van een Floraliatentoonstelling, die aan het begin van de 20ste eeuw in Venhuizen werd gehouden.Opname van een Floraliatentoonstelling, die aan het begin van de 20ste eeuw in Venhuizen werd gehouden. Op de tentoonstelling waren bloemen en planten te zien. (AWG)

Te nutten weest?

In ‘'n Ouwejaarseivend-koffierondje, toneelstukkie mit zang in ien bedraif’ vraagt Maartje aan Geertje en Jansie: “Binne julle van de week nag te nutten weest?”, met andere woorden: of ze een avond, georganiseerd door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen (kortweg: 't Nut) bezocht hebben. Jansie is er heen geweest en ze heeft dominee over het heelal horen spreken. In dit in 1933 verschenen toneelstukje dat een beeld probeert te geven van het dagelijks leven van omstreeks 1880, mocht volgens de schrijfster, mevrouw T. Bakker-Mantel uit Noordbeemster, 't Nut niet ontbreken.
In de periode tussen 1800 en nu zijn er honderden lezingen gehouden, door sprekers uit het eigen dorp of namens het hoofdbestuur. Dat was lange tijd in Amsterdam gevestigd, nadat't Nut in 1784 in Edam door de doopsgezinde predikant Jan Nieuwenhuyzen was opgericht.
Het Nut wilde de armoede bestrijden, de mensen opvoeden tot verdraagzame, democratische burgers. De gewone man moest de gelegenheid krijgen zich te verheffen, zich te bevrijden uit zijn ellendige omstandigheden. Daartoe stichtte het Nut kleuterscholen, kweekscholen; het gaf boeken uit, organiseerde cursussen, opende leeszalen en spaarbanken. Het koos voor een gedecentraliseerde organisatie, wat een gouden greep bleek, want in sneltreinvaart werden er afdelingen, zogenaamde departementen, gevormd: Alkmaar (1786), Hoorn (1791), Niedorp/Winkel (1794), Enkhuizen (1798), Medemblik (1800), Bovenkarspel/Grootebroek (1810) en Wognum (1820). Het werden er tientallen.
Klaas Raat (1788-1834) was tussen 1817 en 1834 burgemeester van Wognum en Wadway.Klaas Raat (1788-1834) was tussen 1817 en 1834 burgemeester van Wognum en Wadway. Hij gaf in 1820 de aanzet tot de oprichting van het Departement Wognum van 't Nut. In hetzelfde jaar werd besloten tot het instellen van een leesbibliotheek. Deze werd gehouden ten huize van de burgemeester. Eens in de veertien dagen op vrijdagavond tussen zes en zeven uur kon men boeken inzien, hoofdzakelijk over zedenkundige en natuurkundige onderwerpen. Titels als ‘De Braave Huisvader’, ‘Moeder is het gemeen burgerlijk leven’ en ‘Het nut der insecten’ zeggen genoeg. (AWG)

Lichtere kost

De Nutsbibliotheken begonnen bescheiden. Die in Wognum bijvoorbeeld was eenmaal in de veertien dagen open, tussen zes en zeven uur 's avonds. Langzamerhand breidde zich het aantal beschikbare titels uit en werden wat minder zwaar opvoedkundige boeken en lichtere kost voor uitlening geschikt geacht. Soms bleken de lezers in de grote steden van het land een andere smaak te hebben dan die in de dorpen, waarvan het departement dan aan het hoofdbestuur vroeg de samenstelling van de catalogus in eigen beheer te mogen nemen. Dat mocht. Landelijk gezien had 't Nut omstreeks 1870 zo'n 300 departementen met 23.000 lezers; in 1890 waren dat er 40.000.
In de loop der tijd nam de overheid het bibliotheekwezen steeds meer onder haar hoede, waarna het voorvoegsel ‘Nuts’ meestal verdween. Nutsspaarbanken werden V.S.B.-banken.
't Nut bracht mensen van verschillende gezindten samen.

Het bestuur van de vereniging ‘Floralia’ uit Venhuizen, gefotografeerd in omstreeks 1912.Het bestuur van de vereniging ‘Floralia’ uit Venhuizen, gefotografeerd in omstreeks 1912. (AWG)