Tot na 1945 hebben vele departementen in West-Friesland hun zegenrijke werk kunnen doen.
In de Beemster toonde Jacob Bouman zich een vurig voorstander van een beroepsorganisatie van landbouwers en veehouders in Noord-Holland. In 1847 werd de Hollandsche Maatschappij van Landbouw opgericht, met als doel ‘het vergroten van kennis der agrarische techniek naast verheffing van den landman’. Een jaar later werd in Opmeer een afdeling van de Hollandsche Maatschappij opgericht en snel volgden er meer.
Blond en loom
Buitenlanders die in vroeger eeuwen door West-Friesland reisden waren nogal eens onder de indruk van het vrouwelijk schoon dat zij er tegenkwamen. Op 19 september 1622 noteerde een Italiaan: ‘Op de terugweg van Enkhuizen naar Hoorn zag ik mooiere boerinnen dan ik nog ooit elders ontmoette. Het zijn vaak bijzonder rijzige vrouwen stevig van postuur en mooi van vlees.’
Een eeuw later, in 1733, schreef een Duitse avonturier, Charles Louis baron de Pollnitz: ‘De boerinnen die wat haar fijne teint betreft, behoeven voor geen dame te wijken. Deze landelijke schoonheden zijn bijna allen blond en hebben iets looms.’
Het culturele erfgoed van West-Friesland wordt letterlijk uitgedragen wanneer de klederdrachten uit de kast worden gehaald. Bij kerkgang, als men ‘om de thee’ gaat en bij speciale gelegenheden wordt het ‘kap en dek’ te voorschijn gehaald. Op dit schilderij van Cornelia Gabriëlse staat Saartje Koster uit Twisk afgebeeld. Opvallend is haar hoofdtooi, een kap met gouden oorijzer, kapspelden met diamantjes in zilver gezet, en grote toeren (valse haarstukjes). Om haar hals heeft zij een bloedkoralen ketting met diamanten bootje (slot) en daaronder nog een gouden broche. De zijden japon die zij draagt is afgezet met sierknoopjes. Het mag duidelijk zijn dat Saartje Koster behoorde tot de rijkere boerenstand. Dit schilderij werd rond 1900 gemaakt. (WFM)
Bullestiek
Een tijdgenoot van Jacob Bouman was de uit Hoogkarspel afkomstige Wouter Sluis. Sluis was pionier op het gebied van de zuivelbereiding en veefokkerij. ‘Kaas maken is een wetenschap’, verkondigde hij op vele avonden in volle zalen. Hij zat in de voorbereidingscommissie van het in 1874 opgerichte Nederlands Rundvee Stamboek. Die commissie zette zich in voor registratie van de afstamming van het vee. Zo ontstond een soort burgerlijke stand voor koeien.
Het Westfries rundvee kreeg wereldwijd een bijzonder goede naam. Amerikanen zochten in West-Friesland rundvee uit, om daarmee in eigen land verder te fokken. Nogal wat boeren legden zich toe op de rundveefokkerij. Geprofiteerd werd van de al jaren bestaande ‘bullestiek’. Dit was een lokale organisatie die op coöperatieve basis enkele stieren en soms ook rammen bezat waarmee de bulloper dagelijks langs de boeren trok. De bullestiek was de voorloper van de verenigingen voor kunstmatige inseminatie.
De goede agrarische zaken namen na 1880 af, het tij keerde. Zo stagneerde de export van rundvee en graan na 1885. West-Friesland had daar minder van te lijden dan andere streken in ons land, maar toch was de economische situatie voor de akkerbouw niet rooskleurig en kwamen veel tuinders in financiële moeilijkheden.
Eind vorige eeuw kreeg bijna elk dorp in West-Friesland zijn boerenleenbank of coöperatieve raiffeisenbank. Deze banken lenigden veel financiële nood. Er konden kredieten worden verleend dankzij ingelegd spaargeld van de plaatselijke bevolking. Veel akkerbouwers stapten over op veeteelt. Overproductie en dalende prijzen voor kaas en boter waren daarvan het gevolg. Om betere prijzen te behalen verschoof de productie van kaas eind vorige eeuwen begin deze eeuw van de boerenbedrijven naar melkfabrieken, die boeren zelf oprichtten.
Muizen, ronden en zaden
In 1898 spraken landbouwverslagen voor het eerst van een licht herstel in de agrarische sector. De groenteteelt nam fors toe omdat de afzetmogelijkheden aanzienlijk verbeterden. Andijker muizen en Opperdoezer ronden werden gewilde aardappelrassen. De zaadteelt en zaadhandel, ontstaan rond 1800 in Andijk en omgeving, hadden inmiddels een grote bekendheid in binnen- en buitenland. De firma Sluis en Groot, Gebroeders Sluis en het latere Bejozaden verwierven wereldfaam. De transportmogelijkheden verbeterden sterk door de komst van verschillende spoorverbindingen. Daardoor kwam er ook een einde aan het isolement waarin grote delen van West-Friesland eeuwenlang hadden verkeerd.
Het besef ‘samen sterk’ groeide. De coöperatieve gedachte vond steeds meer ingang. In Enkhuizen werd in 1882 de ‘Vereniging tot afvoer van groenten, aardvruchten en fruit’ opgericht. Tien jaar later, in 1892, ging deze vereniging tevens over tot de verkoop bij ‘afslag’. Eerder, in 1887, werd in Broek op Langedijk ‘de Langedijker Groentencentrale’ opgericht.