Mensen die in de middenbronstijd (ca. 1400-1000 v. Chr.) veel aanzien hadden, werden begraven in grafheuvels.Mensen die in de middenbronstijd (ca. 1400-1000 v. Chr.) veel aanzien hadden, werden begraven in grafheuvels. Op deze foto uit 1958 zijn medewerkers van de Universiteit van Amsterdam en leden van de Archeologische werkgroep van het Historisch Genootschap Oud West-Friesland bezig met een bodemonderzoek op het ‘bullenland’ achter de watertoren in Hoogkarspel. (AWG)

Rond 1200 v. Chr. (3200 jaar geleden dus) was de woon- en leefsituatie in het gebied tussen waar nu Medemblik, Enkhuizen en Hoorn liggen, echter weer aanmerkelijk verbeterd. De grote getijdegeul die vanaf de kust bij Bergen was ontstaan, was dichtgeslibd. Die geul kende vele vertakkingen. Deze smalle wateren, kreken genaamd, raakten verzand. In de loop der jaren zouden de omliggende klei- en veengronden inklinken, maar de verzande kreekbeddingen bleven liggen totdat ze als kreekruggen boven het omringende land uitstaken. Boeren namen bezit van dit land en bouwden hun boerderijen op die stevige kreekruggen. Een reconstructie van zo'n boerderij is tegenwoordig te zien op het terrein van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen.
In Kolhorn werd tijdens opgravingen een houten waterput ontdekt, compleet met een filter van zee-egelnaalden!In Kolhorn werd tijdens opgravingen een houten waterput ontdekt, compleet met een filter van zee-egelnaalden! Zo zorgde de prehistorische mens voor zoet water.

Hadden de bewoners zich eerder moeten redden met werktuigen gemaakt van steen of dierlijk bot, rond deze tijd ruilden rondtrekkende handelaren bronzen bijlen en speren voor graan en vee. Brons was echter duur en dus niet voor iedereen weggelegd. De bronstijdboeren gebruikten vaak een sikkel, gemaakt van vuursteen en geschikt om als mes te gebruiken. Daarmee werd de graanoogst binnengehaald. Ook konden er graszoden mee worden gesneden om de wanden van de boerderijen te verstevigen. De bronstijdboeren hebben honderden jaren in West-Friesland gewoond.
Rond 700 v. Chr werd het grootste deel van West-Friesland opnieuw te drassig. Slechts enkele hoger gelegen gronden, zoals bij Opperdoes, waren nog geschikt voor bewoning. Het merendeel van de bevolking trok naar de hoger gelegen kustgronden rond Schagen. Opgravingen tonen aan dat dit gebied in deze zogenoemde IJzertijd bewoond is geweest. Die bewoners gebruikten namenlijk voor het eerst gereedschap van ijzer. De rest van West-Friesland werd pas rond 600 n. Chr. weer bewoonbaar. Maar toen voorgoed.Het vissersdorp Kolhorn wordt al vermeld op een kaart van het Hollands Noorderkwartier in 1288.Het vissersdorp Kolhorn wordt al vermeld op een kaart van het Hollands Noorderkwartier in 1288. De eerste bewoners vestigden zich op de plaats waar de zeedijk een scherpe bocht maakte. Cornelis Bok uit Schagen schilderde in 1820 vanaf 't Keern, rechts op de prent, een gezicht op het Koggewater. Op de achtergrond zijn de masten te zien van vissersschepen in de haven, rechts de schuitenmakerij en scheepshelling van J. de Wit. (HVS)